dinsdag 11 september 2012

Duurzame energie: Duitsland–Nederland 2-0 bij rust, maar nog steeds kansen


Duitse duurzame energie zorgt er voor dat Nederlandse centrales stil komen te liggen, meldden diverse kranten deze zomer. Duitsland is ons nu dus niet alleen met voetbal, maar ook met elektriciteit de baas. Kunnen we met voetbal nog afdruipen, de bondscoach vervangen en opnieuw beginnen, in de energiewedstrijd kost een koerswijziging meer tijd. En daarom moeten we daar nu mee beginnen. Maar kansen zijn er nog steeds.
Door Bart Ummels en Jan Paul van Soest
De Duitsers hebben jarenlang stevig geïnvesteerd in de verduurzaming van hun energiehuishouding. Dat kostte extra geld, dat door alle stroomconsumenten werd opgebracht, maar dat begint zich nu uit te betalen. Het interessante van hernieuwbare bronnen als zon en wind is namelijk dat het neerzetten van het productievermogen geld kost, maar dat de stroomkosten (preciezer gezegd: de marginale kosten) bijna nul zijn. Er is dan immers geen brandstof nodig om elektriciteit te maken. Dat betekent dat als het waait en/of als de zon schijnt, duurzame energie veruit de goedkoopste aanbieder is op de (internationale) elektriciteitsmarkt. Duitse zon en wind drukken inmiddels andere centrales ‘uit de markt’  en verlagen de elektriciteitsprijzen – nu ook in Nederland. Dat lijkt leuk, maar op de lange termijn zit Nederland vast met een duur, inflexibel systeem uit een fossiel tijdperk.
De consequenties van het consistente Duitse beleid zijn nadelig gebleken voor de Nederlandse energiebedrijven. Zij hebben investeringen gedaan in moderne kolen- en gascentrales, maar die kunnen minder draaien dan gepland met de komst van veel meer duurzame stroom. Door minder draaiuren, tegen lagere prijzen, zijn kolen- en gascentrales minder rendabel dan vooraf werd geraamd. Opvallend is dat (zeker bij de huidige lage CO2-prijzen) relatief zuinige en schone gascentrales eerder uit de vaart gaan dan kolencentrales, waardoor duurzame energie minder CO2bespaart dan mogelijk.
Uitgelezen kansen
Nederland verzuimt al jaren om een behoorlijk duurzame-energiebeleid te voeren zoals Duitsland. Het Duitse model zou te duur zijn,  de rol van de overheid zou beperkt moeten blijven, de technologie zou niet voldoende zijn ontwikkeld. Door onze afwachtende houding worden we nu overvallen door een nieuwe, duurzame werkelijkheid: windenergie en zonne-energie sind da. Er is geen excuus meer: we hebben een duurzamere energiehuishouding nodig om weer te kunnen concurreren in een internationale elektriciteitsmarkt.
Er is ook goed nieuws. Duurzaamheid biedt uitgelezen kansen voor Nederland: het wisselende aanbod van steeds meer duurzame energie moet worden ingepast in het elektriciteitssysteem. Dat kan vooral goed met snel regelbare gascentrales. Bij de huidige lage CO2-prijzen van enkele Euro’s per ton is het zelfs aantrekkelijker met kolencentrales te blijven doorproduceren als het waait en de zon schijnt, maar bij hogere CO2-prijzen worden gascentrales weer economischer, en kunnen ze doen waar ze goed in zijn: snel opvangen van pieken en dalen in vraag en (hernieuwbaar) aanbod. Nederland kan dan ouderwets zijn geld verdienen als handelsnatie, als ‘balanceerland’ van Noordwest Europa. Maar dat doen we niet alleen door voor te sorteren op flexibele, op gas gebaseerde elektriciteitsproductie. Dat doen we vooral door zelf het initiatief te nemen tot een duurzame energiehuishouding, en onze eigen concurrentiepositie veilig te stellen voor de lange termijn. Door langjarige doelstellingen vast te leggen voor duurzame elektriciteit. Door vast te houden aan onze beloften in Europa. En door achter windenergie te gaan staan: want het waait in Nederland aanzienlijk harder dan in Duitsland.
Dr. Ir. Bart Ummels (directeur, BMO Offshore, meetdiensten voor windenergie op zee)
Ir. Jan Paul van Soest (partner, De Gemeynt coöperatie,  advies en idee-ontwikkeling voor duurzaamheid)