zondag 29 mei 2011

Blog-awards voor Bart Verheggen (klimaat) en Henri Bontenbal (energie)

Tot mijn verrassing plofte zo’n 1,5 maand geleden een heuse ‘blog-award’ in mijn elektronische brievenbus. Deze virtuele prijs van bloggers onder elkaar werd mij toegekend door Annelies Roon, van en via haar website Het Groene Web, http://www.hetgroeneweb.nl/2011/04/11/blogaward/Een gewaardeerde geste. De bedoeling is vervolgens dat de ontvanger ook weer een of twee bloggers zo’n award toekent.
Bij deze.

De eerste gaat naar Bart Verheggen voor zijn blog http://klimaatverandering.wordpress.com/, de Nederlandse pendant van zijn Engelstalige http://ourchangingclimate.wordpress.com/.  De Nederlandse versie heeft een tijd in de diepvries gelegen, maar is recent door Bart weer ontdooid. Zijn stukken, ook de Engelstalige trouwens, zijn altijd de moeite waard, gebalanceerd, zakelijk, en goed geïnformeerd. Dat is ook niet zo gek, de auteur is klimaatonderzoeker bij het ECN, Energieonderzoekcentrum, in Petten. Voor zijn Engelstalige blog kreeg hij recent al een prijs, de Woody Guthrie Award for A Thinking Blogger, het lijkt me passend dan nu de virtuele prijs voor zijn Nederlandse blog uit te reiken. Bij deze, en gefeliciteerd. Bart is ook te volgen op Twitter, http://twitter.com/#!/@bverheggen.   

De  tweede blog-award is voor Henri Bontenbal, http://henribontenbal.wordpress.com/, die capita selecta rond energie en duurzaamheid bespreekt. Henri aarzelt niet zich een boel uitzoekwerk op de  hals te halen voor hij zijn bijdragen plaatst. Als consultant bij DWA Installantie- en Energieadvies heeft hij verstand van zaken, en dat blijkt ook uit zijn blogteksten. Ook Henri gefeliciteerd met deze virtuele blog-award.
Henri is eveneens te volgen op Twitter, http://twitter.com/#!/HenriBontenbal.

maandag 16 mei 2011

Het doolhof van de duurzame keuzes

Regelmatig raak ik verzeild in discussies over persoonlijke keuzes en klimaat en milieu. Dan moet ik me als eenzame structuralist teweer stellen tegen een overmacht aan individuele-verantwoordelijkheidsdenkers. Die stroming gaat ervan uit dat een goed geïnformeerd individu (waaronder de meeste van mijn zakelijke contacten, vakgenoten, vrienden en kennissen) de juiste keuzes maakt. Zo kan het in dergelijke discussies gebeuren dat ik stevig word aangesproken op mijn keuzes: Nou nou, jij hebt wel een snelle auto, zeg, mag dat wel in dat vak van jou? Moet jij niet in een Prius rijden? Goh, jij hebt nog aardig wat gloeilampen en halogeenspotjes in je huis. Ik had verwacht dat jij wel zonnepanelen op je dak zou hebben. En zo voorts.
 
Dan probeer ik maar weer eens uit te leggen hoe ik het zie, als milieukundige én als verantwoordelijk burger, waarvan de zielen in één borst samengesmolten zijn.
“Die snelle auto rijdt wel 1:17” – o, nou, dat is verrassend.
“Als ik autorijd is dat doorgaans voor langere afstanden naar onbereikbare oorden, terwijl een hybride auto vooral zijn winst in stadsritjes behaalt, die heb ik amper met als ik autorijd” – eh, tja, je hebt er kennelijk wel over nagedacht.
“Het merk is trouwens maar een van de twee autofabrikanten waarin een bekend duurzaam beleggingsfonds investeert” – echt, en zit mijn merk daar dan niet in? Dat verbaast me wel zeg.
“Ooit de milieubelasting per uitgegeven Euro van jouw auto met de mijne vergeleken? Je weet niet wat je ziet” -  nee nooit gedaan, ik begin te vermoeden wat de uitkomst is.
“Jij krijgt van de belastingbetaler een paar honderd Euro per ton vermeden CO2 cadeau met je hybride auto, vind je dat te rechtvaardigen?” – pardon?
“En ik vind zo’n Prius ook niet bepaald mooi” – ho even, mag je dat als milieukundige wel vinden?
“Ik tank via mijn greencard altijd klimaatgecompenseerde brandstof, jij ook?” – o ja, nee, gut, ik niet. Zou ik natuurlijk ook best kunnen doen, waar kun je die krijgen, zo’n greencard?  
“En ik neem aan dat het je bekend is dat vervangen van gloei- of halogeenlampen voor de CO2-uitstoot in Europa geen moer uitmaakt?” – Nee, wat zeg je nou?
“Wel, elektriciteitsproductie valt onder het CO2-handelssysteem, alleen de hoogte van het plafond bepaalt de hoeveelheid CO2 die sectoren die eronder vallen uitstoten. Als ik minder elektriciteit gebruik is er voor anderen weer meer emissieruimte beschikbaar, die dan ook wordt benut” – mijn hemel, wat ingewikkeld, dus het slaat eigenlijk nergens op als ik je op je aantal spaarlampen wil afrekenen?
“En ik had trouwens toch al groene stroom, van Neêrlands Groenste leverancier” – nou ik ook.
“En groen klimaatgecompenseerd gas” – wat, bestaat dat ook al?
Enfin, zou kan ik nog wel doorgaan.

Er is maar 1 factor die de milieubelasting van een huishouden bepaalt (met hier het energiegebruik als 'proxy' daarvoor): het inkomen. Dat verklaart de milieubelasting voor 60%, alle andere onderzochte factoren (houding, kennis, sociale positie enzovoorts) zijn 'ruis'.
Bron: 
Vringer K. (2005), Analysis of the energy requirement for household consumption.

Van belang is dat uit dergelijke conversaties twee hoofdpunten blijken.
De eerste is dat iemands keuzegedrag hoegenaamd niets zegt over diens milieubelasting. Dat bleek al eerder uit een doorwrocht proefschrift van Kees Vringer: Er is eigenlijk maar 1 grootheid die iemands persoonlijke milieubelasting verklaart, namelijk diens inkomen, en wel voor 60%. De rest is onbegrepen ruis.
De tweede, dramatischer conclusie is dat zelfs een ogenschijnlijk goed geïnformeerd publiek geen weet heeft van deze eerste conclusie, en een niet-effectieve strategie blijft hanteren om maatschappelijke veranderingen op milieugebied te bewerkstelligen: hameren op individuele verantwoordelijkheid op basis van goede informatie.
Die ‘informatie’ is echter waardeloos als er geen begrip is van het systeem, de context waarbinnen de keuzes worden gemaakt. En die ‘juiste keuzes’ blijken, afhankelijk van iemands persoonlijke omstandigheden, soms niet veel meer dan symbolen te zijn (hybride auto, spaarlamp).
Vandaar mijn sombere momenten: als zelfs veel van mijn vakgenoten de mechanismen al niet doorzien, hoe krijgen we beleidsmakers er dan in hemelsnaam toe de economie binnen de ecologische kaders te persen?

(eerder verschenen als column in Energiegids.nl, oktober 2010)

Jan Paul van Soest

zaterdag 7 mei 2011

Vijf lessen over kernenergie

Het is op zich te prijzen dat polarisatie over kernenergie in ons land naar aanleiding van Fukushima uitblijft. First things First: eerst aandacht voor de ellende daar, dan lessen leren, dan bezien hoe we met bestaande respectievelijk nieuwe kerncentrales zouden willen omgaan. Door Fukushima is het risico van Borssele bijvoorbeeld niet ineens groter of kleiner geworden. Een kans betekent dat iets kan gebeuren, en als er ergens iets gebeurt verandert door die gebeurtenis op zichzelf de kans niet dat er elders, bijvoorbeeld hier, iets gebeurt. Maar, niet onbelangrijk, onze percepties van de risico’s van kernenergie kunnen veranderen – en dat gebeurt ook – en misschien nog belangrijker: een nadere analyse van wat er gebeurd is kan ook tot een andere technische risicoberekening van kansen zowel als gevolgen leiden.
Finse kerncentrale Olkiluoto 3 in aanbouw. Volgens de
World  Nuclear Association kost elk jaar vertraging
(nu zo'n 4 jaar) ongeveer 1 miljard dollar.   
Precies dat laatste is wat de voormalige commissie Verlenging bedrijfstijd Borssele waarvan ik deel uitmaakte per brief bij minister Verhagen van EL&I bepleitte.


Maar inzake kernenergie zijn inmiddels meer lessen te leren dan Les 1 alleen, over reactorveiligheid. Ik licht een paar inzichten uit die de afgelopen tijd, mede naar aanleiding van Fukushima lijkt het, naar voren zijn gebracht.
Les 2: Het idee dat kernenergie goedkoop is, is de afgelopen jaren wel stevig afgebrokkeld. Kernenergie blijkt een van de weinige technologieën te zijn met een negatieve leercurve: nieuwe kerncentrales blijken telkens meer te kosten per kiloWatt vermogen dan hun voorganger. De geschatte elektriciteitsprijzen per kiloWattuur stijgen net zo hard mee.
De elektriciteitsmarkt in de VS reageert op die trend: het overgrote deel van de oorspronkelijke plannen voor nieuwe kerncentrales is inmiddels geschrapt. Dit ondanks een opmerkelijk feit: onder druk van de Republikeinen is een subsidie voor kernstroom van 1,8 dollarcent per kiloWattuur, om een ‘nucleaire renaissance’ te realiseren. Die subsidie zou gelden voor de eerste 6000 MW kernvermogen. Het ziet er niet naar uit dat van het gereserveerde bedrag ook maar één dollar hoeft te worden uitgekeerd.
Les 3: Marktpartijen vinden de kapitaalsrisico’s doodeng, en investeren liever in andere opties. De laatste maal dat een kernreactor in de VS in bedrijf is genomen was in 1996. Er is nu zegge en schrijve één reactor in aanbouw, waarvoor de vergunning werd verleend in 1973.
Zou het toeval zijn dat de kerncentrales die nu worden gepland dan wel in aanbouw zijn vooral in landen worden neergezet die het met de democratie en marktwerking niet zo nauw nemen?   
Les 4: om kernenergie te kunnen toepassen is een uitgebreide kennisinfrastructuur nodig. Alleen al per vergunning zijn, leert de ervaring, zo’n 70 à 80 ambtenaren nodig. Op de kernenergieafdeling van EL&I werken er nu zo’n 20. Daarnaast is expertise nodig voor MER’s, toezicht, onderzoek, enzovoorts. Dat is er nu amper en zou dus moeten worden opgebouwd. Is dat een zinvolle investering?
Les 5, tenslotte: Voor kernenergie blijkt een andere set principes te gelden dan voor andere bronnen. Wel begrijpelijk gezien vanuit de tijd dat die regels werden ingesteld, die werd geregeerd door de hoop en de droom dat met kernenergie eindelijk een zo goed als eeuwige en goedkope energiebron was ontdekt. Maar inmiddels moeten daarbij vraagtekens worden geplaatst. Wat rechtvaardigt dat de particulier te verzekeren aansprakelijkheid van exploitanten van kerncentrales tot maximaal 180 miljoen is beperkt, en dat voor hogere bedragen de staat als verzekeraar optreedt? Waarom worden van windturbines op zee geacht een bedrag gereserveerd te hebben om de boel te kunnen afbreken vanaf het moment dat de molens stroom leveren, terwijl dat niet geldt voor bouwers van kerncentrales vanaf het moment dat het eerste uraan wordt ingezet?
De omgekeerde benadering is logischer: geen privileges voor kernenergie, maar eisen en randvoorwaarden op basis van wat we maatschappelijk aanvaardbaar vinden, en vervolgens maar afwachten of kernenergie daarin kan passen. Via die benadering kunnen alle lessen worden benut.

(verscheen als column in Energiegids.nl, mei 2011)