donderdag 17 maart 2011

We moeten praten over kernenergie, zeker na 'Japan'

De problemen met de kerncentrales in Japan laten zien dat gebeurtenissen met een zeer kleine kans toch kunnen plaatsvinden. Hoewel dat rationeel al duidelijk was, is het toch emotioneel confronterend als het daadwerkelijk gebeurt. In verschillende landen om ons heen, Duitsland voorop, klinkt de roep om herbezinning op de bijdrage van kernenergie in de toekomst. De EU wil een ‘stresstest’ voor alle reactoren in Europa. Ook al zijn er in Nederland geen aardbevingen en tsunami’s, een kans betekent dat iets kan, en er zijn verschillende andere redenen ook in Nederland de toekomstige rol van kernenergie in de brandstofmix kritisch te bekijken. Het goede nieuws is: er is alle tijd voor een heroverweging. In Nederland wordt zoveel nieuw elektrisch vermogen gebouwd, dat er voor stroom uit nieuwe kerncentrales voorlopig toch amper ruimte is op de markt.

De vraag of er nieuwe kerncentrales in Nederland zullen komen hangt sterk af van de keuzes die de overheid maakt. De opstelling van de overheid is echter paradoxaal. Aan de ene kant is er in de energiesector marktwerking ingevoerd, stelt de overheid slechts de voorwaarden vast en bepalen marktpartijen welke technologieën daaraan voldoen en in hun strategie passen. Aan de andere kant kiest het kabinet uitdrukkelijk voor kernenergie, en rolt het de loper voor investeerders uit. Minister Verhagen van EL&I heeft zelfs andere besluiten van kernenergie afhankelijk gemaakt: CO2-afvang en –opslag onder land is pas bespreekbaar als er een vergunning voor een kerncentrale is. De overheid wil dus én markt én heeft eigen voorkeuren.
Deze dubbele pet is niet bevorderlijk voor het vertrouwen in een neutrale rol van de overheid: de voorvechter van kernenergie, de minister van EL&I, is tevens degene die de vergunningen verleent en de randvoorwaarden stelt.
Scheiding van verantwoordelijkheden is nodig, juist omdat de randvoorwaarden sterk bepalend zijn voor de kosten van stroom uit kernenergie. Wie kernenergie als goedkope energiebron propageert, kan in de verleiding komen met lichtere randvoorwaarden genoegen te nemen dan wat technisch haalbaar is. En omgekeerd: wie om redenen van maatschappelijke veiligheid strenge randvoorwaarden voorstaat, drijft de kostprijs  van atoomstroom omhoog. En dat terwijl toch al dubieus is of kernenergie zo goedkoop is als wordt beweerd. In de VS wordt bijna 2 dollarcent per kilowattuur subsidie gegeven om een door de Republikeinen gewenste ‘nucleaire renaissance’ uit te lokken. Desondanks zijn de meeste plannen inmiddels afgeblazen. De ellende in Japan zal het animo om in kernenergie te investeren bepaald niet groter maken.

De overheid stuurt bedoeld of onbedoeld de energievoorziening in de ene of de andere richting, niet door zelf een optie uit te kiezen, maar via de randvoorwaarden voor duurzame energie, fossiele energiebronnen en kernenergie. We koersen in ons land nu af op een elektriciteitsvoorziening met veel basislastvermogen dat continu draait, kolencentrales en wellicht in de toekomst ook kerncentrales. Hoe meer continu vermogen, des te lastiger is het de omslag naar hernieuwbare bronnen als zon en wind te maken, waarvan het aanbod wisselt. Duurzaam verdraagt zich beter met snel regelbare gascentrales dan met kolen- en kernenergie. Bovendien is de laatste jaren duidelijk geworden dat er gas in overvloed is, en we zijn als Nederland sterk in gastechnologie.
De vraag is in welke richting we de energievoorziening als geheel willen sturen. Bij die vraag hoort ook de confronterende kwestie die ‘Japan’ oproept: kunnen en willen we leven met technieken die maatschappelijk ontwrichtende gevolgen kunnen hebben, ook al is de kans klein? De eisen aan kerncentrales bepalen of het überhaupt aantrekkelijk is in Nederland een kerncentrale neer te zetten en van welk type dan. Het is mogelijk alleen centrales toe te laten die ‘passief veilig’ zijn: zodanig ontworpen dat per definitie geen kernsmelting kan plaatsvinden. Dergelijke centrales zijn nu nog niet commercieel, maar dat wil niet zeggen dat zo’n ‘technologieforcerende’ eis onmogelijk is. De randvoorwaarden bepalen verder in welke mate de kerncentralebouwer aansprakelijk is bij ongevallen, en welk geldbedrag de exploitant van een kerncentrale opzij moet zetten om de ontmanteling van de centrale te kunnen bekostigen. De ‘randvoorwaardenbrief’ kernenergie die minister Verhagen eerder naar de Tweede Kamer stuurde biedt aanknopingspunten voor een heroverweging. De gebeurtenissen in Japan zijn nu ook een directe aanleiding hiervoor.

Jan Paul van Soest
ir. J.P. van Soest is partner van coöperatie De Gemeynt, ontwikkelaar van concepten en plannen voor een duurzame economie. 

Dit artikel verscheen in Trouw, Podium, 17 maart 2011

zondag 13 maart 2011

Hoog tijd voor klimaatalarmisme

De Aarde heeft Koorts verscheen als
Earth Fever in de VS en Engeland.
Is er in het huidige maatschappelijke
 en politieke klimaat wel ruimte
 om de zorgen die Earth Fever
beschrijft te bespreken?
Door de niet aflatende ijver van de ‘klimaatsceptici’ en de verschuiving van het politieke zwaartepunt, is klimaatverandering zo goed als van de Haagse agenda verdwenen. In het kielzog daarvan zijn ook andere milieu-issues zo goed als uit beeld geraakt, en is het natuurbeleid in een paar weken tijds ontmanteld.
Wie in dit maatschappelijke en politieke klimaat zegt dat hij zich zorgen maakt over de teloorgang van de natuur, de schade van milieuvervuiling, en de risico’s van klimaatverandering, krijgt meteen een label opgeplakt. Linkse hobbyist. Subsidieslaaf. Hoaxer. Dat soort werk. En als het over klimaatverandering gaat: alarmist.
Bij de eerste de beste sneeuwbui galmt hoongelach in Telegraaf en Elsevier, op blogs en fora, en zelfs in NRC-Handelsblad in de columns van Martin Bosma: sneeuw! Zie je wel! Klimaatverandering is een leugen!
Wie denkt dat de situatie in Nederland gepolariseerd is, help ik graag uit de droom. Kijk vooral naar de doorgaande stroom aanvallen op de klimaatwetenschap en klimaatwetenschappers in de Verenigde Staten. Zo bezien staan we in Europa nog maar aan de vooravond van The Age of Skepticism, waarin industriële lobby’s, marktideologische goeroes, religieuze fundi’s en naïeve hobbyisten een onvoorstelbaar pact zijn aangegaan.

Sinds eind 2008 De Aarde heeft Koorts verscheen (uitg. Ten Hove, Engelse vertaling Earth Fever, uitg. Cosimo, 2010), volg ik zowel de sceptische gemeenschap als de klimaatwetenschap tamelijk intensief. Het beeld dat uit studies van de afgelopen jaren, zeg maar na het vorige IPCC-rapport van 2007, naar voren komt is, ik kan het niet anders zeggen, schokkend. Nog schokkender is dat hiervan amper iets in de mainstream-media doorklinkt. Mijn vermoeden is: doordat er een maatschappelijk en politiek taboe op klimaatkennis is ontstaan, dat doorwerkt in de nieuwsselectie.
De conclusie, in elk geval de mijne, is dat IPCC-2007 buitengewoon voorzichtig en conservatief is geweest. Met name omdat er over enkele wezenlijke terugkoppelingsmechanismen bij het schrijven van het vorige IPCC-rapport nog onvoldoende kennis bestond. Onvoldoende kennis wil uiteraard niet zeggen dat die mechanismen niet bestaan, maar volgens de regelen der IPCC-kunst zijn ze juist om niet alarmistisch te zijn buiten beschouwing gebleven. Op een aantal van die feedback-mechanismen zijn de inzichten gegroeid, een deel ervan zal in het volgende IPCC naar verwachting wel meegenomen kunnen worden. Zie onder meer http://www.copenhagendiagnosis.org. Het volgende IPCC-rapport zal dan wel stevig schrikken worden, en wederom zal de klimaatwetenschappers en het IPCC ‘alarmisme’ worden verweten.
Er is veel voor te zeggen dat de IPCC-rapporten aan de voorzichtige kant blijven, ook al worden ze nogal eens als alarmistisch weggezet. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe en door wie dan de wetenschappelijke inzichten die werkelijk alarmerend zijn worden gecommuniceerd. Als het IPCC zo’n beetje de ondergrenzen aangeeft van wat er kan gebeuren, misschien een middenscenario – wie rekent dan door wat een wetenschappelijk ook nog plausibele bovengrens of maximumscenario kan zijn? En wie durft dat te agenderen?
In enkele landen begint het te bewegen. In Engeland heeft het Tyndall Centre een indrukwekkend werkstuk gepubliceerd in het prestigieuze Philsophical Transactions, waarin Isaac Newton reeds schreef. Vier (4!) graden opwarming deze eeuw is al haast niet te vermijden, schrijven de onderzoekers. U wilt niet weten wat de effecten zijn. Maar als u het toch wilt weten, wat ik hoop, hier is het spul te vinden: http://rsta.royalsocietypublishing.org/site/2011/four_degrees.xhtml. Vier graden. Wat doen we dan? In Duitsland timmert het Potsdam Institut für Klimaforschung aan de weg met vergelijkbare analyses. Maar in Nederland koesteren we ons nog in de illusie dat 2 graden Celsius temperatuurstijging nog haalbaar is. En dat terwijl wij met onze politieke constellatie als geen ander zouden moeten weten dat er geen millimeter klimaatbeleid wordt gevoerd als de ogen even een paar jaar gesloten zijn voor enkele grote maatschappelijke vraagstukken.
Als er iets nodig is in de komende tijd, is het wel klimaatalarmisme.

(verschenen in Energiegids.nl, 11 maart 2011)

vrijdag 11 maart 2011

Clicksysteem duurzaam als brug tussen subsidies en verplichting


Bijstook biomassa is een van de
 goedkoopste vormen
 van duurzame energie
De discussie komt weer op over de vraag hoe duurzame energie in de komende jaren moet worden gestimuleerd. Dat het huidige, voortdurend wisselende subsidiestelsel niet effectief is, is wel duidelijk. Twee scholen twisten over de vraag hoe het verder moet (afgezien van de dominante school die stelt: helemaal weg met klimaatdoelen en duurzaam). Beide hebben het voordeel dat de stimuli niet meer via de rijksschatkist lopen, waar wispelturige politici mee rommelen en variëren al naar gelang hun luimen.
De eerste school ijvert voor een Duits feed-in-achtig systeem: goede vergoedingen voor aan het net geleverde duurzame energie, op te brengen door opcenten op grijs, en buiten de schatkist om. En bij wet verankerd, zodat niet elk nieuw kabinet weer kan schuiven en schipperen.
Een tweede school, momenteel aan de winnende hand, en opmerkelijk genoeg vooral opgestuwd door de branchevereniging EnergieNederland (in daarbinnen in het bijzonder de biomassabijstokers), ijvert voor een verplicht aandeel duurzaam: x% van de geleverde energie moet gewoon duurzaam zijn, punt.
De tweede school heeft als zorgen bij het voorstel van de eerste school dat het allemaal te duur wordt, en daarnaast dat de overheid zich mogelijk toch niet kan beheersen en net zo gaat zigzaggen en jojo-en met de geldstromen als ze altijd al heeft gedaan. Funest.
De eerste school heeft als zorgen bij het voorstel van de tweede school dat een verplichting alleen de allergoedkoopste en weinig innovatieve vormen van duurzame energie stimuleert, vooral bijstook biomassa in kolencentrales en windenergie op land, en daarnaast dat wanneer er onvoldoende aanbod van duurzame energie is, degenen die deze wel produceren oneigenlijke winsten kunnen behalen.
De zorgen over en weer zijn begrijpelijk. Al geldt ook dat elk van de modellen, feed-in zowel als verplichting, in beginsel zo kan worden vormgegeven dat de belangrijkste bezwaren worden weggenomen.
In het Nederlands-politieke denken zit er bij feed-in echter een adder onder het gras: ook al lopen de geldstromen van grijze energie naar hernieuwbare energie buiten de rijksbegroting om, ze worden toch als collectieve lasten aangemerkt. Als een windturbine wordt geplaatst dankzij een feed-in-bijdrage zijn de collectieve lasten in ons land dus wonderlijk genoeg hoger dan wanneer diezelfde turbine wordt neergezet als gevolg van een verplichting, ook al betaalt de BV Nederland even veel.

Is er een tussenweg? Waarschijnlijk wel: een ‘clickfondsmodel’ voor duurzame energie. Dat kan een geleidelijke ombouw mogelijk maken van het stelsel tot heden naar een verplichtingenstelsel.

In een clickfonds wordt een bepaalde koerswinst veiliggesteld, op een manier die voor de analogie met duurzame energie verder minder relevant is.
Voor duurzaam zou het model als volgt kunnen zijn: start met een feed-in-systeem (SDE+regeling), met tarieven gedifferentieerd naar verschillende bronnen die elk ook hun eigen kosten en marktmogelijkheden hebben. Zodra een deelmarkt voor een van die bronnen voldoende liquide is, wordt dat marktaandeel ‘vastgeclickt’ in de vorm van een verplicht aandeel duurzaam voor die bron, en kan de feed-in-vergoeding voor die bron vervallen. En zo verder als een volgende deelmarkt voldoende liquide is.
Begonnen kan nu al worden met (duurzame) biomassa en waarschijnlijk ook wind op land. Daarna op naar de volgende bronnen. De condities waarbij de ‘click’ plaatsvindt worden vooraf vastgelegd, zodat een stabiele, voorspelbare ontwikkeling ontstaat waarop marktpartijen kunnen inspelen.
Snelle uitwerking is hoe dan ook geboden. Het duurzame-energiebeleid valt nu tussen wal en schip, de onzekerheid over de toekomst alleen al is een reden voor marktpartijen zich buitengewoon terughoudend op te stellen met investeringen in duurzaam in ons land. En dat terwijl we op verschillende indices toch al stevig zijn gezakt.