maandag 28 februari 2011

Duurzaamheidsbeweging moet politieke macht benutten

Vroeger was er zoiets als een milieubeweging, waarbij verschillende organisaties actie voerden voor het issue natuur en milieu. Dat is wezenlijk veranderd: de moderne duurzaamheidsbeweging bestaat uit  bedrijven, wetenschap, geldwezen, initiatiefnemers, milieuorganisaties, overheid, noem maar op - inspirerende en initiatiefrijke individuen die in alle hoeken en kieren van de samenleving actief zijn, met een in hoofdlijnen gelijk gevoel voor urgentie en richting. 
Duurzaamheid vergt niet alleen
mooie initiatieven, maar
vooral ook  lobby  voor
internalisatie van externe kosten
De ‘moderne beweging’ is vooral een kwestie van persoonlijke drive en inzet. Er beweegt minstens zoveel richting duurzaam bij bijvoorbeeld het bedrijfsleven, groot en klein, als bij de organisaties die daarvoor oorspronkelijk waren opgericht. Een medewerker van een groot concern kan dezelfde zorgen en aspiraties hebben als pakweg een beleidsmedewerker van een overheid, of een directeur van een milieufederatie. Oude tegenstellingen verdwijnen in de nieuwe frontlinie.
Of kabinetten nu meer of minder op vergroening koersten: de beweging naar duurzaam heeft een zodanige massa gekregen dat deze gewoon doorzet.
Het aantal initiatieven, veranderingsprocessen, succesverhalen en programma’s is indrukwekkend. De passie waarmee deze worden vormgegeven is hartverwarmend en stemt tot optimisme.  
Maar er zijn wel een paar valkuilen en uitdagingen voor de duurzaamheidsbeweging nieuwe stijl.
De eerste: de neiging tot exclusiviteit. ‘Wij’ zijn duurzaam, ‘de anderen’ zijn dom, onwetend, ouderwets, slecht, you name it. Dat is een garantie voor een fiasco. Dat geldt net zo voor frequente maar onterechte koppeling tussen links en duurzaam. Alsof zorgvuldig omgaan met de aarde en met elkaar linkse thema’s zouden zijn. De duurzaamheidsbeweging zal zich moeten verbreden tot alle maatschappelijke segmenten en politieke gezindten, of zij zal haar invloed zien tanen.
De tweede: politieke naïviteit. Het beeld is wijd verspreid dat al die successen nieuwe successen katalyseren, en via versnelling en opschaling als vanzelf tot de duurzame economie of de duurzame wereld leiden. Hoe goed en inspirerend alle initiatieven ook zijn: het valt nog niet in te zien hoe al deze initiatieven, ook als ze de komende 20 jaar exponentieel blijven groeien, optellen tot een economie die de veerkracht van de aarde niet overschrijdt. Johan Rockström, Stockholm Resilience Centre, probeerde eind 2009 met een aantal topwetenschappers een ‘safe operating space for humanity’ te bepalen: tot welk punt kun je ‘oogsten’ van de natuur als we willen dat cruciale ecologische processen en functies intact blijven? Slecht nieuws: we spelen al ruimschoots in blessuretijd, en de globale megatrends zijn niet positief.
Veel duurzame ondernemers, adviseurs en initiatoren hebben er een groot vertrouwen in dat het dankzij de huidige snel uitbreidende impulsen wel goed komt. Maar ik heb nog nergens een scenario of zelfs maar een rekensom gezien die aannemelijk maakt dat we ‘bottom-up’ binnen die safe operating space komen. Dat gaat alleen lukken als er harde grenzen worden gesteld aan en/of hoge prijzen gelden voor gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Een kentering kan alléén maar ontstaan als op deze wijze de externe kosten verregaand worden geïnternaliseerd.
Dit betekent dat de duurzaamheidsbeweging nieuwe stijl zijn successen zal moeten politiseren: “wij laten zien wat er kan, maar nu zijn krachtige maatregelen nodig die voor alle economische actoren gelden”. Bijvoorbeeld een CO2-heffing van minstens 100 €/ton in plaats van de armzalige 15 €/ton die nu op de emissiemarkt wordt neergelegd. Bijvoorbeeld de eis dat bij activiteiten met een impact op ecosystemen een netto-verbetering van de biodiversiteit moet worden gerealiseerd. Enzovoorts.
De ervaringen uit de bottom-up-acties kunnen helpen om bestuurlijk maatregelen op systeemniveau te ontwikkelen. De gegroeide invloed van de duurzaamheidsbeweging is nodig om deze ook bestuurlijk en politiek te agenderen en te belobbyen. Maar dan moet de beweging zich daadwerkelijk als macht gaan manifesteren.

donderdag 17 februari 2011

Natuurorganisaties en bedrijfsleven pleiten gezamenlijk voor versterking Waddenfonds


Een opmerkelijke coalitie van VNO-NCW, de NAM, en een aantal natuurorganisaties bepleiten gezamenlijk behoud en versterking van het Waddenfonds. Hierover is recent weer discussie ontstaan. Graag geef ik (als voormalig projectleider van de Commissie-Meijer) hieronder ruimte voor dit pleidooi.  


Hou doel Waddenfonds goed voor ogen

In politiek Den Haag is het Waddenfonds opnieuw in discussie geraakt. Dat leidde tot onrust bij provincies, natuur- en milieuorganisaties, en bij het bedrijfsleven. In haar recente brief aan de Tweede Kamer heeft minister Schultz van Haegen gelukkig de zorgen over de omvang van het budget van het Waddenfonds weggenomen. Bij de aangekondigde nieuwe opzet en uitvoering zal de oorspronkelijke doelstelling van het Waddenfonds gehandhaafd moeten blijven: versterking van de Waddennatuur, zodat daarmee de regionale economie zich ook verder kan ontwikkelen. Het is essentieel dat  betrokken provinciale overheden, natuur- en milieuorganisaties èn bedrijfsleven kansen weten te verzilveren bij het win-winbeleid voor de Waddenzee èn noordelijke economie.

Kwaliteitsverbetering van de Waddennatuur is broodnodig. Niet alleen als doelstelling op zichzelf, maar ook om ruimte te scheppen voor verdere economische ontwikkeling. Een armetierige, uitgemergelde Waddenzee geeft minder mogelijkheden voor economische activiteiten zoals mosselvisserij, gaswinning of recreatie dan een rijke zee. Het Waddenfonds dient dit dubbeldoel: natuur én economie.
Het Waddenfonds is het resultaat van afspraken tussen bedrijfsleven, natuurorganisaties en overheid. Deze hebben de eindeloze conflicten en procedures goeddeels vervangen. Wijzigingen in de doelstelling van het fonds trekken een zware wissel op verdere samenwerking tussen partijen.
Het Waddenfonds is het product van de omslag van conflict naar samenwerking. Een slepend conflict over de schade van gaswinning en schelpdiervisserij in de Waddenzee kon geleidelijk worden omgezet in samenwerking en afspraken. Met als resultaat dat economische en natuurdoelstellingen konden worden gecombineerd, en er voor alle partijen winst ontstond. In 2004 legde de Adviesgroep Waddenzeebeleid (“commissie-Meijer”) de uitgangspunten vast: primaat voor de unieke natuur, economische activiteiten zijn prima als deze de natuurlijke dynamiek en veerkracht van de Wadden intact houden. Daarnaast constateerde de Adviesgroep dat de Waddenzee leed aan achterstallig onderhoud, en stelde een investeringsprogramma voor om de natuurwaarden te verhogen. Daarmee zou tevens de ruimte voor economische ontwikkeling (gaswinning, natuursparende vormen van schelpdiervisserij) kunnen worden vergroot.
Het toenmalige kabinet schaarde zich achter de visie en voorstellen van de Adviesgroep, en riep het Waddenfonds in het leven om het investeringsprogramma natuur te financieren. Het fonds wordt gevoed door aardgasbaten; de staat krijgt immers vele miljarden gasbaten binnen door de winning van waddengas. De natuur- en milieuorganisaties ondersteunden het advies van de commissie-Meijer eveneens.
De natuur- en milieuorganisaties konden zich voor een groot deel vinden in het advies van de commissie-Meijer. Ze steunen de uitgangspunten van de Adviesgroep: én natuurverbetering, én nieuwe perspectieven voor economische sectoren die zonder natuurschade in de Waddenzee een boterham kunnen verdienen.
Gaswinning vindt plaats met ‘de hand aan de kraan’: zolang tevoren vastgelegde natuurgrenzen niet worden overschreden, kan het aardgas worden gewonnen. 
De mosselvisserij is, na aanvankelijke juridische conflicten, in samenspraak met de natuurorganisaties en het ministerie van EL&I een innovatiepad ingeslagen, waarbij op termijn geen mosselzaad meer van de bodem van de Waddenzee wordt weggeschraapt, maar met mosselzaadvanginstallaties, los van de bodem, wordt gewonnen. De mosselsector kan voortbestaan, de natuur wordt ontzien.

Maatschappelijk Akkoord
Het ‘Akkoord van de Wadden’ legt de spelregels voor natuur en economie in de Waddenzee vast: als we hier zó met elkaar omgaan, is er voor zowel economische als ecologische doelen een plek onder de zon.  De eerste jaren van het Waddenfonds waren er kinderziektes, waardoor de investeringen uit het fonds niet altijd voldoende doelgericht waren. De middelen kunnen bijvoorbeeld beter doelgericht en programmatisch worden ingezet dan versnipperd via een tendersysteem. Er zijn meer verbeteringen mogelijk qua uitvoering. Alle betrokkenen denken graag mee over een organisatievorm en een werkwijze die effectief en efficiënt is. Het is essentieel dat betrokken provinciale overheden, natuur- en milieuorganisaties èn bedrijfsleven gezamenlijk kansen benutten bij de versterking van de natuur èn de noordelijke economie.

Als het natuurherstelprogramma voor de Wadden stagneert, heeft dit negatieve consequenties voor de economische activiteiten en kansen. In een verarmde Waddenzee valt uiteindelijk geen droog brood te verdienen. Een rijke Waddenzee biedt perspectieven voor een florerende economie. Het Waddenfonds is daarmee wezenlijk voor zowel natuur als economie. Het is essentieel deze notie nu en in de toekomst ten volle te respecteren.

Bernard Wientjes, voorzitter VNO-NCW
Jan Jaap de Graeff, algemeen directeur Natuurmonumenten, en Alexander de Roo, voorzitter Waddenvereniging, namens de Coalitie Wadden Natuurlijk
Bart van de Leemput, directeur NAM, Nederlandse Aardolie Maatschappij


woensdag 16 februari 2011

Emeritus-prof verkoopt onzin over klimaat

Zaterdag 12-2-2011 schreef Emeritus-hoogleraar John Videler een - kan het niet anders zeggen - flauwekulverhaal over CO2 in de Volkskrant; Opslag van CO2 is niet gevaarlijk, wel zinloos. Ernst Schrama, Universitair hoofddocent TU-Delft en Leon Simons, klimaatadviseur, reageerden: 

Er zijn veel goede argumenten voor zowel als tegen CO2-afvang en –opslag te vinden, maar het argument dat emeritus-hoogleraar John Videler in De Volkskrant van 12 februari gebruikt is geen van beide: dat meer CO2 in de atmosfeer geen probleem is. 
Niet “politici willen ons laten geloven dat de aarde daardoor opwarmt”, het inzicht dat een broeikasgas zoals CO2 warmte op aarde vasthoudt komt uit de wetenschap: natuurkunde en chemie. De wetenschappelijke consensus erover is groot. De basiskennis is al meer dan 150 jaar geldig, het kan haast niet dat een oud-hoogleraar biologie daarvan niets mee heeft gekregen. CO2 is bouwsteen van leven, beargumenteert Videler, alsof dat zou uitsluiten dat CO2 ook een broeikasgas is. En de concentraties zijn in evenwicht met die oceaan, betoogt hij. Dat klopt, maar is ook misleidend: doordat de concentratie in de atmosfeer oplopen, neemt de verzuring van de oceanen toe, met verschillende nadelige ecologische effecten als gevolg.
Het argument dat waterdamp een sterker broeikasgas is dan CO2 is eveneens juist maar misleidend. Water(damp) ondergaat fase-overgangen terwijl CO2 honderden jaren in de atmosfeer blijft; daardoor is CO2 een ‘aandrijver’ van klimaatverandering, en waterdamp niet. Dat is eveneens al lang bekend. 
De geologische geschiedenis toont geen verband tussen CO2-concentraties en klimaat, beweert Videler. De American Geophysical Union en de Britse Geological Society weten wel beter: zonder de factor CO2 mee te nemen zijn de grote klimaatveranderingen in het verleden niet verklaarbaar. 
Het is wonderlijk dat deze vele malen ontkrachte punten op de opiniepagina’s terecht zijn komen als argumenten tegen CO2-opslag. Heeft een hoogleraar bij het verlaten van de universiteit geen toegang meer tot wetenschappelijke publicaties? Of vreest hij wellicht voor een prijsdaling van zijn huis in de buurt van Groningen als CO2-opslag doorgaat? Laat hij dat dan liever zeggen dan onzin te verkopen. 

Ernst Schrama, universitair hoofddocent, TU-Delft
Leon Simons, klimaatadviseur


Op 17 februari reageerden in De Volkskrant Bart Strengers en Leo Meyer van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hun reactie volgt hier:


Geleerden moeten zich níet op waterdamp concentreren

De argumenten die emeritus hoogleraar evolutionaire mechanica John J. Videler tegen de opslag van CO2 aanvoert in zijn artikel van 12 februari in Opinie & Debat hebben niets te zoeken in het debat over dat onderwerp. Zijn bewering is dat CO2 volstrekt onschuldig is en dat 'klimaatgeleerden zich beter op waterdamp kunnen concentreren'.

Het klopt dat waterdamp een veel sterker broeikasgas is dan CO2 en tevens voorkomt in veel hogere concentraties in de atmosfeer dan CO2. Zonder waterdamp zou het een graad of 25 kouder zijn op aarde en zonder CO2 een graad of 7. Wat de bewering van Videler echter ontkracht is dat de hoeveelheid waterdamp, in tegenstelling tot CO2, niet onafhankelijk vergroot of verkleind kan worden.
Als de temperatuur van de atmosfeer stijgt doordat er extra CO2 (en andere broeikasgassen) in komen, dan komt er vanzelf en op korte termijn extra waterdamp in de atmosfeer, omdat een warmere atmosfeer meer waterdamp kan bevatten. Door de extra broeikaswerking gaat de temperatuur vervolgens nóg wat omhoog. Hierdoor kan er weer meer waterdamp in de atmosfeer worden vastgehouden, totdat er uiteindelijk een nieuw evenwicht ontstaat. Dit mechanisme leidt ertoe dat de oorspronkelijke opwarming ten gevolge van de toename van broeikasgassen met bijna een factor twee wordt versterkt. Iedere klimaatgeleerde weet dat en in ieder klimaatmodel wordt deze versterkingsfactor meegenomen. De rol van water en waterdamp in het klimaat, die van groot belang is voor de onzekerheid in de uiteindelijke opwarming ten gevolge van een bepaalde toename in de concentratie van broeikasgassen, wordt besproken in honderden, zo niet duizenden wetenschappelijke artikelen.
Ook de bewering dat het geologische verleden geen verband laat zien tussen CO2-concentraties en klimaat is aantoonbaar onjuist. Op basis van luchtbelletjes in het Antarctische ijs is aangetoond dat de CO2-concentratie de klimaatveranderingen in de afgelopen 800.000 jaar volgde met een vertraging van ongeveer achthonderd tot enkele duizenden jaren. Dit laat zien dat broeikasgassen in het verleden niet de oorzaak waren van klimaatveranderingen, maar wel belangrijk waren in het versterken daarvan. Uit deze luchtbelletjes blijkt ook dat de huidige CO2-concentratie meer dan 30 procent ligt boven de hoogste waarde in de afgelopen 800.000 jaar, afkomstig van de verbranding van olie, gas, kolen en ontbossing. Tevens kan de gemeten opwarming van 0,8 graden in de afgelopen eeuw alleen goed worden verklaard als het opwarmend effect van CO2 (en andere broeikasgassen zoals methaan en lachgas) wordt meegenomen. Voor wie meer wil weten, op het klimaatportaal (www.klimaatportaal.nl) van onder andere het KNMI, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Universiteit Utrecht, worden bovenstaande onderwerpen in detail uitgewerkt. Te vinden in de categorie 'Veelgestelde vragen'.
Bart Strengers, Leo Meyer - Planbureau Leefomgeving. 

Op het opinieblog van De Volkskrant verscheen de 21e een scherp stuk van een aantal aardwetenschappers en leden van de KNAW, waaronder Spinozaprijswinnaar Jaap Sinninghe Damsté, gevolgd door een goede webdiscussie: Reactie KNAW-hoogleraren

Over CO2 wordt een hoop onzin verteld. Vooral door mensen die niet gehinderd worden door enige kennis van zaken.
Afgelopen zaterdag was er in deze krant opnieuw een emeritus hoogleraar aan het woord over de CO2 problematiek. John Videler gaf op basis van halve en hele onwaarheden zijn visie om uiteindelijk tot de stelling te komen dat we ons geld beter kunnen steken in “betere zaken dan het opslaan van een onschuldig gas in de bodem”. Wij dachten even een PVV pamflet (CO2? Dat is helemaal geen probleem. De plantjes groeien er prima op.) onder ogen te hebben maar het stond echt in de Volkskrant. 

Het is toch opmerkelijk te lezen hoe oud-wetenschappers, vaak excellerend in een totaal andere tak van wetenschappelijke sport – Videler is marien zoöloog en heeft in zijn leven geen enkel wetenschappelijk artikel over klimaatonderzoek in een vooraanstaand tijdschrift gepubliceerd -  luchtig en niet gehinderd door gedegen kennis van zaken de toch ingewikkelde problematiek over klimaatverandering en de rol van de mens daarin bespreken en tot de conclusie komen dat er niets aan de hand is.

Hoewel wij de wijsheid niet in pacht hebben, willen wij toch een aantal onjuistheden in het verhaal van Videler corrigeren. In de afgelopen miljoen jaar heeft de concentratie CO2 gefluctueerd tussen de 180 en 280 deeltjes per miljoen (ppmv) maar in de afgelopen 150 jaar (en met name in de laaste 50 jaar) is die concentratie gestegen tot bijna 400 ppmv. Er is onomstotelijk bewijs (o.a. volgend uit de  koolstofisotoop­samenstelling van het atmosferisch CO2 en de verandering daarin) dat dit veroorzaakt is door verbranding van fossiele brandstoffen en andere menselijke activiteiten sinds de industriële revolutie. Menselijke activiteit is niet gedeeltelijk, zoals Videler ons wil doen geloven, maar voor 100% de oorzaak. Tevens is het onjuist te stellen dat we “nu in een aardperiode leven waarin de concentratie nog nooit zo laag geweest is”.
Dat geldt wellicht voor de laatste ijstijd (20.000 jaar geleden) en de ijstijden daarvoor, perioden die overigens aanzienlijk kouder waren met ijskappen in Noord Europa, maar inmiddels is de CO2 concentratie meer dan verdubbeld en dat is voor meer dan de helft toe te schrijven aan menselijke activiteiten. Wanneer we in het huidige tempo doorgaan zullen we aan het eind van deze eeuw in de buurt van 1000 ppmv geraken met een aanzienlijke opwarming tot gevolg. Videler wijst erop dat CO2 in de atmosfeer in evenwicht is met de oceaan; het grootste gedeelte van het CO2 zit opgelost in de oceaan. Op dit moment is de atmosfeer echter in onbalans met de oceaan vanwege de onnatuurlijk snelle toename in CO2 concentratie en dat zal nog honderden jaren zo blijven zelfs als we nu zouden stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen.
En belangrijker, de opwarming veroorzaakt door de gestegen atmosferische CO2 concentratie loopt aanzienlijk achter door de “traagheid” in de respons van het klimaatsysteem. Met andere woorden, zelfs bij gelijkblijvende CO2 concentraties zal de aarde nog verder opwarmen. In het Plioceen (ongeveer 4 miljoen jaar geleden) hadden we een vergelijkbare CO2 concentratie als nu (ca. 400 ppmv) maar waren de polen ongeveer 20 graden Celcius warmer. Fijn dat in Videler’s optiek “CO2 het meest milieuvriendelijke gas op aarde is” maar schommelingen in de concentraties van dit gas hebben aanzienlijke consequenties voor de warmtehuishouding van de aarde. De rol van kalksteen (CaCO3) afzettingen in zee is tegenovergesteld aan wat Videler beweert, een veel gemaakte fout van leken die geen kennis hebben van de chemie van CO2 en kalk in zeewater die overigens ruim 50 jaar exact bekend is.  De opname van extra CO2 in de oceanen leidt tot reeds geconstateerde verschuivingen van die chemie met als risico dat koralen en andere kalkhoudende organismen mogelijk zullen verdwijnen.
Videler stelt verder dat de geologische geschiedenis geen verband toont tussen klimaat en CO2-concentratie. Niets is minder waar. Voor de afgelopen 100 miljoen jaar, de tijdsperiode waarvoor we veruit de meest betrouwbare gegevens hebben, is er ontegenzeggelijk een sterke relatie tussen de warmte op aarde en de CO2 concentratie in de atmosfeer. In tijden met hoge CO2 concentraties (zoals het midden Krijt) was het zeer warm en in tijden met een lage CO2 spanning was het koud. Geologische perioden gekenmerkt door een relatief snelle daling of stijging van het CO2 gehalte (maar nog altijd zeer veel langzamer dan de huidige verandering!) komen overeen met respectievelijk een daling of stijging van de temperatuur op aarde.
Deze geologische gegevens geven ondubbelzinnig aan dat CO2 een belangrijk gas is in de regulatie van de temperatuur op aarde. Natuurlijk zijn ook tal van andere faktoren belangrijk; Videler noemt water als broeikasgas. Geen enkele klimaatwetenschapper zal dat ontkennen maar water is overal aanwezig op aarde en de temperatuur bepaalt in belangrijke mate hoeveel er in de atmosfeer zit; een belangrijk versterkend effect van CO2 maar niet de forcerende factor.
Videler stelt in zijn stuk (op fysiologische gronden) dat de mens het pas benauwd krijgt bij een CO2 concentratie van 10.000 ppmv, maar alles wijst erop dat de mensheid het bij veel lagere concentraties al aardig “benauwd” gaat krijgen als gevolg van de klimaatverandering die onvermijdelijk het gevolg zal zijn van de toename in CO2. Of ondergrondse opslag van CO2 voor dit probleem de (hoofd)oplossing zal zijn is zeer de vraag, maar het probleem bagatelliseren op de manier waarop Videler en sommige andere wetenschappers in ruste dit doen is hun doctorsgraad onwaardig, doet het wetenschappelijk imago geen goed en leidt onnodig tot verwarring bij het grote publiek (en politici).  
Er blijkt een opmerkelijke aantrekkingskracht tussen enerzijds het CO2-klimaat vraagstuk en anderszijds een klein aantal emeriti die hun prima reputatie op grond van het eigen vakgebied vervolgens weer afbreken door na hun pensionering onzin uit te kramen over CO2 en klimaat. 

Jaap S. Sinninghe Damsté
Jan W. de Leeuw
Jack J. Middelburg
Henk A. Dijkstra
Henry Hooghiemstra
Hein J.W. de Baar
Jan Smit
Jan E. van Hinte
Allen lid van de sectie Aardwetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen


vrijdag 4 februari 2011

Koers zoeken tussen zelfgenoegzaamheid en rancune


Op een van de vele feestjes van de duurzaamheidsbeweging afgelopen najaar, kwam ik bij toeval naast een van de topmannen uit het bedrijfsleven te zitten. Na de zoveelste pluim op de hoed voor de zoveelste initiatiefnemer die het zoveelste lokale of bedrijfsproject was gestart dat de wereld zou redden sprak de topman omfloerst tegen zijn collega en mij deze twee legendarische zinnen: “Geloven wij dit?”, en na een korte pauze: “Volgens mij hadden ze op de Titanic ook dit soort feestjes”.
Beng, de spijker op zijn kop.

Feest op de Titanic. 
De oude milieubeweging van puur activisten en lobbyisten bestaat amper meer, maar is vervangen door een brede coalitie van personen en organisaties die hun leefwereld, organisatie of bedrijf duurzamer proberen te maken. Allemaal prachtig en bemoedigend, maar door de vergelijking met de Titanic viel het muntje: de duurzaamheidsbeweging is een zelfgenoegzame beweging geworden. En die zichzelf bij gelegenheid de hemel in prijst (wat bij gelegenheid best mag) en in slaap wiegt (wat levensgevaarlijk is). Het is in dit genootschap langzamerhand taboe om de problemen bij de naam te noemen; dat is ‘negatief’ en ‘schrikt af’. De analyse dat al die – begrijp me goed: elk op zich inspirerende – initiatieven in zijn totaliteit nooit tot duurzaamheid kan leiden, mag eigenlijk niet gemaakt worden; dat is ‘te pessimistisch’. Internalisatie van externe kosten is een onbekend begrip, en is dat nou wel nodig? Dat de wereldeconomie nu al de grenzen van de ecologische veerkracht ruim overschrijdt (Nature, 24 september 2009) moet maar liever niet op tafel komen, dat ‘doemdenken’ hebben we toch gehad? Niks problemen, over ‘kansen’ moeten we het hebben.
Dat is grofweg het beeld: we fêteren onszelf dat we drie lucifers hebben uitgeblazen, terwijl de wereld om ons heen laaiend in brand staat. Ik heb het inderdaad over ‘we’ – ik voel me zelf ook onderdeel van die duurzaamheidsbeweging nieuwe stijl, en moet net zo hard oppassen niet in de zelfgenoegzaamheid mee te gaan.
En in naïveteit.
Want aan de andere kant van het spectrum is er helemaal niet zoveel vreugde over al die initiatieven, plannen en wapenfeiten. Integendeel. Onder meer ten behoeve van mijn a.s. boek over de achtergronden van de klimaatscepsis heb ik mij de afgelopen maanden herhaaldelijk op verschillende blogs en fora begeven. Dat was geen onverdeeld genoegen. Er wordt gefoeterd en gescholden op alles was groen en duurzaam is. Zelfs op feitelijke informatie, of het nu klimaatkennis betreft of inzicht in de mate waarin windturbines CO2 verminderen, wordt boos en wrokkig gereageerd. Groen en duurzaam wordt een op een met politiek links geassocieerd, en het idee blijkt te heersen dat links de afgelopen 30 jaar een dictatoriaal schrikbewind heeft gevoerd. Nadere analyse leert dat het nog meer afzetten tegen de elites dan tegen links is. En groen en duurzaam zijn elitair, net als cultuur, wetenschap, vorming, en nog zo wat hobby’s. Weg met dat alles, is het devies. Ophouden met natuurbescherming, windturbines, duurzame innovatie, nieuwe bedrijvigheid, klimaatbeleid, en ruim baan voor kerncentrales, kolencentrales, landbouw, en zo meer. Het is duidelijk: de koers die het huidige kabinet heeft ingezet kan op een stevig draagvlak rekenen van een rancuneus anti-elitair smaldeel in onze samenleving.
Het lijkt echter of de duurzaamheidsbeweging dat amper wil zien. Ik hoor er geluiden als: het is wel goed dat er wat opgeschud wordt (uit rancune?), je moet die subsidies toch ook niet willen (niet als de externe kosten verrekend zijn, nee), dan doen we het toch gewoon zelf (terwijl de marktprikkels zo pervers zijn?).
Maar laten we de werkelijkheid maar onder ogen zien. De (tussen)stand duurzaamheidbeweging – rest van Nederland is voorlopig minstens 0-3. Ik vind het maar lastig in dit tijdsgewricht een goede koers tussen de zelfgenoegzaamheid aan de ene en de rancune aan de andere kant te vinden.

(gepubliceerd in Energiegids.nl, 4 februari 2011)

woensdag 2 februari 2011

Een écht christelijk-liberaal milieubeleid is om de vingers bij af te likken

Het kabinet-Rutte regeert sinds medio oktober. Er is zware kritiek op het natuur- en milieubeleid van de nieuwe regering. Regelmatig valt te beluisteren dat de politieke kleuren van het kabinet daaraan debet zouden zijn: christendemocraten en liberalen samen, tja - dat die weinig aan duurzaamheid zouden willen doen viel te verwachten. 
Dat er geen natuur- en milieuambities zijn is wel duidelijk. Maar het is een misverstand te menen dat dit aan de politiek-filosofische grondslagen van de regeringspartijen zou liggen. Integendeel: bij een écht christendemocratisch-liberaal milieubeleid zou menigeen zijn vingers aflikken.  

Oud-ministers Winsemius (VVD) en Veerman (CDA)
probeerden hun partijen tot meer aandacht voor
duurzaamheid aan te zetten. Zonder succes.  
Wat zou kan christendemocratisch-liberaal milieubeleid kunnen inhouden?
Het christelijke deel heeft rentmeesterschap vanzelfsprekend hoog in het vaandel. De CDA-website: “Met rentmeesterschap bedoelen we: de aarde is niet van ons, we hebben de aarde te leen van God. Daarom moeten we de aarde goed achterlaten voor volgende generaties (…). De overheid heeft twee taken op het gebied van rentmeesterschap:
1.  De overheid moet stimuleren dat mensen zich gedragen als goede rentmeesters.(…)

2.  De overheid moet zelf een goede rentmeester zijn. (…)”
In Trouw van 8 juni vorig jaar schreef ex-informateur en CDA-kopstuk Ruud Lubbers onder de kop Ware rentmeester kiest voor een duurzame toekomst': “De doorbraak naar een moderne CO2-arme economie kan bereikt worden door in het coalitieoverleg overeen te komen dat de CO2-uitstoot een prijs krijgt, en wel een veel hogere dan nu het geval is. Dat is conform het beginsel De vervuiler betaalt”.
Een overheid die zijn eigen verantwoordelijkheid neemt, vooral door te zorgen voor internalisatie van externe kosten, en vooral langs die lijn mensen in welke rol ook tot persoonlijk rentmeesterschap prikkelt.
Het CDA-smaldeel in dit kabinet zou, kortom, op basis van de christendemocratische beginselen  een interessante bijdrage aan het milieubeleid hebben kunnen leveren.

Het liberalisme komt voort uit de verlichting, waarin rede en rechtvaardigheid en emancipatie centraal staan. Volgens de Teldersstichting, wetenschappelijk bureau van de VVD, gaan liberalisme en een stringent milieubeleid dan ook heel goed samen: “Het belang dat deze stroming hecht aan individuele vrijheid betekent juist dat streng staatsoptreden ter voorkoming van schending van individuele rechten, waaronder ook het recht op een schoon milieu, gerechtvaardigd is”. Voor de rechtgeaarde liberaal is niet de vraag of er een streng milieubeleid mag zijn, maar is de vraag: welke instrumenten zorgen voor behoud van het recht op een schoon milieu en bieden tevens maximale individuele keuzevrijheid: “Liberalen geven de voorkeur aan het gebruik van marktinstrumenten, zoals heffingen, bij de uitvoering van milieubeleid”, aldus de Teldersstichting in zijn publicatie Liberale Duurzaamheid van 2007.
Gunst, laat de combinatie van die twee stromingen nu precies dat zijn wat nodig is? De inspiratie van het rentmeesterschap, vormgegeven door marktconforme instrumenten die de maatschappelijke kosten internaliseren en individuele keuzevrijheid intact laten. Geen gelazer meer met permanent wisselende subsidies, die nu eens de ene en dan weer de andere technologie stimuleren, leeg rakende geldpotjes omdat alle inkomsten en uitgaven bij het huidige systeem via de staatskas moeten lopen, spelregels die tijdens het spel veranderen. Wat meer kan men zich wensen?
Ook de liberale uitgangspunten vormen een goede basis voor milieubeleid. 

In de praktijk tot nu toe blijkt daarvan weinig terecht te komen. Ja, subsidies worden afgeschaft. Maar dat is alleen te rechtvaardigen als tegelijkertijd hard gewerkt wordt aan internalisering van externe kosten. Op dat terrein moet de eerste stap nog worden gezet. 

Waarom blijft een werkelijk christendemocratisch-liberaal milieubeleid uit? 
Bij CDA is de machtswens doorgaans groter dan de zucht naar rentmeesterschap. Dat is bij de formatie opnieuw gebleken. De VVD is grosso modo meer conservatief-neoliberaal dan liberaal in de geest van de oprichters van weleer.

En dan hebben we nog de gedoogsteun van de PVV. Het verkiezingsprogramma van de PVV spreekt klare taal, haaks op de principes van CDA en VVD: “Stop de overheidspropaganda voor de klimaathysterie”, “de mondiale temperatuur daalt al sinds 1998”. Daarom: “vooral: geen klimaatbeleid”, en “geen onrendabele windmolens”, maar wel kernenergie. Het PVV-milieubeleid gaat over afval, zwerfvuil, vuilniszakken. Veel regels moeten weg, want “hele beroepsgroepen worden door de milieulobby aan banden gelegd”.

Een echt christelijk-liberaal milieubeleid, ik zou inderdaad mijn vingers erbij aflikken. Maar de PVV-sirenen die het kabinet begeleiden zingen vooral populistisch, conservatief-reactionaire liederen. Die hebben de wat bescheiden duurzaamheidszang binnen CDA en VVD ruimschoots overstemd.