dinsdag 27 december 2011

Aynovirus Libertarium Extremum

Het was een onthutsend rapport, dat Stichting Natuur en Milieu in oktober presenteerde, hoewel het voor de insiders geen verrassing kon zijn. In ‘Ranking the Stars’, zoals het rapport heette, werd pijnlijk zichtbaar hoe ver Nederland op het gebied van milieu en energie in de achterhoede verzeild is geraakt.


Op alle ranglijsten valt wel wat af te dingen, maar de veelheid van lijsten die allemaal dezelfde richting op wijzen is toch wel tamelijk overtuigend. Het is onmiskenbaar: Nederland is van gidsland definitief afgegleden naar het niveau van – ecologisch gezien – een bananenrepubliek. Of zoals Piet Sprengers van ASN Bank het perfect formuleerde bij de lancering van de Trouw Duurzame 100: “Nederland is een gidsland van de tegenwerkers geworden”.


Ranking the stars SNM
Volgens het rapport Ranking the Stars van Natuur en Milieu bungelt Nederland onderaan de internationale duurzaamheidslijstjes

Het is verleidelijk verwijtend in de richting van het zittende kabinet te kijken, maar dat is maar gedeeltelijk terecht: de slechte scores op de verschillende ranglijsten kunnen onmogelijk in één enkel jaar zijn ontstaan. Al doet het huidige kabinet ontegenzeggelijk zijn best Nederland zo mogelijk nóg verder naar de onderkant van de lijsten te duwen, de scores uit het rapport Ranking the Stars van Natuur en Milieu zijn het resultaat van zo’n 10 à 15 jaar zwak tot falend milieu- en energiebeleid. Hier is het rapport te downloaden:  http://www2.natuurenmilieu.nl/media/278298/20111012-natuur_milieu-rapport-rankingthestars.pdf
In de tijd van het eerste en tweede nationaal milieubeleidsprogramma (NMP) stond Nederland te boek als koploper. Wat is er gebeurd?
Een kentering is niet precies aan te wijzen, maar ik neig ertoe de cesuur te leggen bij het tweede paarse kabinet. Toen werd de infectie met het vrijemarktvirus manifest. Dat virus wordt ook wel het Aynovirus Libertarium Extremum genoemd, naar de Amerikaanse romanschrijfster en filosofe Ayn Rand, bij wie het voor het eerst in zijn besmettelijke variant werd vastgesteld. Onze eigen Nederlandse topfilosoof Hans Achterhuis analyseert messcherp hoe Ayn Rand’s boek Atlas Shrugged is uitgegroeid tot de bijbel van de vrijemarktutopisten. Utopisten, omdat in het denken van Rand en haar volgelingen marktwerking niet als neutraal, handig mechanisme wordt gezien om productie en consumptie te organiseren, maar als moreel superieur systeem, met Rand’s filosofie als legitimering om liberalisering en privatisering coûte que coûte door te zetten en overheidsinvloed liefst naar nul terug te brengen. Interessant: premier Mark Rutte zou Ayn Rand zijn favoriete filosofe vinden.
Vanaf Paars-II begon het Nederlandse milieu- en energiebeleid onmiskenbaar marktsistische trekjes te krijgen. Vooral op energiegebied werd dat al snel duidelijk. Waar haar voorganger Hans Wijers nog als gebalanceerd markteconoom te boek stond, voerde Annemarie Jorritsma energiebeleid vanuit marktideologisch perspectief. De Algemene Energieraad waarvan ik destijds deel uitmaakte toonde zich bezorgd over liberalisering en privatisering van de energiebedrijven zonder voldoende voorafgaande borging van publieke belangen: milieubescherming, duurzaamheid, voorzieningszekerheid, innovatie. Maar toch ging het zo: marktwerking, verdere liberalisering, splitsing en privatisering werden doorgezet, en het instrumentarium om de publieke belangen veilig te stellen hobbelde er wat achteraan. Te weinig en te laat.
Met de kabinetten-Balkenende werd de visie misschien iets anders verpakt, maar wie nauwkeurig kijkt kan onder die verpakking ook een sterk marktideologische inhoud ontdekken. Het vrijemarktvirus treft kennelijk ook partijen die daar gezien hun eigen ideologische achtergrond immuun voor zijn. Veren zorgen voor een beschermlaag, maar zodra de ideologische veren zijn afgeschud slaat het virus zijn slag.
Vanaf Paars-II moest het milieubeleid zich in toenemende mate bewijzen tegenover de dominante beleidsvisie dat de overheid terug moest treden, en dat ‘de markt’ het allemaal wel zou doen. Uiteindelijk resulteerde dit denken onder het huidige kabinet in de ontmanteling van het ministerie van VROM en de vorming van het ministerie van I + M, waarbij die letters volgens insiders staan voor In Memoriam.
Ziehier in grove penseelstreken de achtergronden van het denken dat tot gebrek aan daden leidde, dat op zijn beurt tot gebrek aan duurzame resultaten leidde die zo pijnlijk door Ranking the Stars worden blootgelegd. Ranking the Stars is nog een positieve titel voor het rapport. Ranking a Black Hole was treffender geweest.


(Verschenen als column in Energiegids.nl, december 2011)

zaterdag 5 november 2011

Gooi ETS-kind niet met het badwater weg

Er is wereldwijd een trend is onder ( kritische) klimaatwetenschappers om de CO2-tax te promoten. Een van mijn beste vrienden, prof. Dr. Christan Hey van de Duitse Sachverständigenrat für Umweltfragen in Berlijn (Adviesorgaan van de Duitse regering) argumenteert net als Jan Paul van Soest op dit blog tegen het ETS-systeem en voor een CO2-taks (zie http://natuurlijkewereld.blogspot.com/2011/08/emissiehandel-liever-inruilen-voor-co2.html). Maar ETS moet juist overeind blijven en versterkt worden.  

Alexander de Roo

Mijn argumenten zijn de volgende.

1. Klimaat is een wereldwijd probleem. Een CO2-emissiehandel van de EU kan en wordt verbonden met andere landen. Met Noorwegen bestaat die koppeling al. Met Zwitserland is het ook te doen. Met Nieuw-Zeeland en Australië zijn er al contacten om zo'n koppeling tot stand te brengen. Met de VS is het nog niet gelukt. Mogelijk wel met Californië. Met een heffingensysteem kom je nooit tot een wereldwijd systeem. Met een wereldwijd emissiehandelssysteem van de 12 belangrijkste landen (EU telt dan als 1 land) krijgen we het klimaatprobleem onder controle. Dan hebben we het VN-klimaatcircus ook niet nodig: slechts 12 spelers en niet 200.

2. De prijs is niet hoog genoeg. Dat gaat veranderen. Na 2012 zullen er veilingen verplicht worden en zijn de CO2-rechten niet langer gratis. Even geduld dus. Het zakken vullen (windfall profits) is dan in 2012 voorbij. Het ETS systeem is al EU-wet tot 2027.

3. In het EU ETS-systeem is de linking Directive van 2004 (waar ik voor verantwoordelijk was in het Europees Parlement) veranderd. Nu kan dit instrument alleen nog worden ingezet voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Dus het voorbeeld van CDM dat Jan Paul van Soest geeft klopt niet. Dat slaat op het VN-systeem van Kyoto dat voor landen geldt.

4. CO2-Tax en ETS kunnen ook gecombineerd worden. Sterker nog, de Europese Commissie heeft dit ook zelf voorgesteld. Alleen doordat 27 regeringen elk een vetorecht hebben is de huidige minimum-accijnsheffing veel te laag. Een land als Zweden heeft een eigen substantiële CO2-heffing naast de ETS, dus dat kan best (al vond de Europese Commissie dat niet leuk).

5. De Europese Commissie heeft in mei 2011 een ontwerp-richtlijn energie-efficiëntie voorgesteld. Dat dwingt energiemaatschappijen elk jaar 1,5% energie te besparen in absolute termen bij hun klanten. Dus Essent, Nuon, etc: niet langer alleen gas en elektra verkopen, maar ook energiebesparing (HRe-ketel, isolatie en dergelijke). Duitse energiereuzen zijn faliekant tegen, maar de Franse niet. En bedrijven als Rockwool lobbyen ook voor deze richtlijn. Als er twee soorten industrie lobbyen, dan wint de groene kant van de industrie, is mijn ervaring na 25 jaar in Brussel.

De kans bestaat dat het Deens voorzitterschap in het voorjaar een deal met de Groene EP-rapporteur uit Luxemburg sluit, en in 2014/2015 een dwingende wet voor efficiency voorstelt. Het gevolg zal zijn dat de prijs in het ETS-systeem nog verder onder druk komt te staan. De Europese Commissie zal dan gedwongen worden om het ETS systeem aan te scherpen.  Op de achtergrond speelt de Europese Commissie met het idee om met de opbrengst van het ETS-systeem de hele EU-begroting te financieren. Bij de recente voorstellen voor de EU-financiering voor de periode 2014-2020 heeft ze dit niet aangedurfd. Maar tegen 2020 misschien wel. ETS met veiling is dan een geaccepteerd mechanisme. De 27 EU-landen zijn dan af van het gezeur over de afdrachten aan de EU.

6. De Europese Commissie heeft het vliegen ook onder de ETS gebracht, vanaf 2012. Ze heeft plannen om ook het scheepverkeer hier onder te brengen. Ook het wegvervoer kan er onder gebracht worden.  Nu valt ca.
50% van de uitstoot van EU-broeikasgassen er onder. Als scheep- en wegverkeer er ook onder vallen dan is het 75%. Dan ontbreekt alleen nog de gebouwde omgeving. Het gesneuvelde voorstel van Kerry en McCain in de senaat van de VS zag er precies zo uit.


Alexander de Roo is voorzitter van de Waddenvereniging, Senior-adviseur Provincie Gelderland
, Voorzitter EnergieNetwerk CEMR, Lobbyist DN Cabinet Brussel en voormalig lid van het Europees Parlement.
 

vrijdag 4 november 2011

Stuiptrekkingen van een onhoudbare visie


Om de huidige discussies en machtsstrijd over verduurzaming beter te begrijpen, is het behulpzaam twee ‘kampen’ of visies te onderscheiden.

Kamp A heeft de conclusie getrokken en aanvaard dat onze economie de ecologische grenzen heeft bereikt of zelfs heeft overschreden. In deze visie wordt de economische ontwikkeling nu in belangrijke mate belemmerd doordat de ‘milieugebruiksruimte’ op is. Er ontstaat schaarste: makkelijk en goedkoop winbare natuurlijke hulpbronnen raken op, de veerkracht van ecosystemen is sterk afgenomen. Nieuwe economische kansen dienen zich in deze visie alleen maar aan indien niet langer naar klassiek financieel-economische winst wordt gestreefd, maar geïnvesteerd wordt in de bescherming en opwaardering van ecosystemen, behoud van het holoceenklimaat, en in hernieuwbare hulpbronnen.
Economie binnen de grenzen van de veerkracht
van ecosystemen? Bron: Stockholm Resilience Centre


Een toenemend aantal bedrijven omarmt deze visie, op grond van eigen inzichten en kennis, of uit verlicht eigenbelang: wie dat niet doet, loopt grote kans kopje onder te gaan. Is het niet doordat de noodzakelijke hulpbronnen en grondstoffen schaars en duur worden, waardoor de continuïteit van de onderneming gevaar loopt, dan is het wel doordat de samenleving eenvoudigweg geen license to operate meer gunt aan bedrijven die onvoldoende in planet en people investeren.

Kamp B vindt het idee van ecologische grenzen, beperkte veerkracht en schaarse hulpbronnen allemaal maar onzin. Hooguit wordt er een politieke lippendienst aan bewezen, maar in wezen is het beeld dat alle gemekker over natuur en milieu en klimaat en biodiversiteit een barrière is voor de Economische Groei Zoals We Die Altijd Gehad Hebben. In zijn meest vergaande varianten zijn, volgens Kamp B, de vertegenwoordigers van Visie A ‘watermeloenen’: groen van buiten, maar rood van binnen, types die onder de dekmantel van vergroening het socialisme willen vestigen, en de vrije markt om zeep willen helpen. Zo extreem denken maar weinigen, maar de opvatting dat al die milieubescherming onze broodnodige economische groei belemmert is wel wijd verspreid.
De remedie, in deze visie, is machtspolitiek. Met wet en vergunning in de hand de plannen doorduwen, en als er tegenslag is de natuur- en milieuorganisaties de schuld geven. En als dat niet lukt de wet zelf proberen te veranderen.

Een afnemend aantal bedrijven omarmt deze zienswijze, maar laat dit in Den Haag nu precies de visie zijn die aan de macht is.
Een oppervlakkig waarnemer zou denken dat het vooral VVD, CDA en PVV zijn die Kamp B vormen, maar dat is niet juist: de scheidslijnen lopen dwars door de partijen heen, in elk geval bij VVD en CDA. Bij de PVV kan ik dat niet overzien. Alleen, degenen die binnen CDA en VVD tot Kamp A behoren zijn binnen hun partijen (tijdelijk) uitgerangeerd. Maar Kamp A in CDA en VVD mag dan wel het zwijgen zijn opgelegd, enthousiast over de manier waarop de voorvechters van Kamp B opereren is men allesbehalve. Uit loyaliteit met de partij wordt de situatie nog even geaccepteerd zoals deze is, men likt zijn wonden, maar zoekt tevens naar nieuwe kansen om Visie A in de eigen partij verder door te zetten, en leiders naar voren te schuiven die deze ondersteunen. Dit te beginnen in het CDA, dat het idee van rentmeesterschap eindelijk eens echt wil vormgeven. De Verhagens, Blekers en Hillens van deze wereld worden na de val van het kabinet gepromoveerd tot Gouverneur van Limburg, Burgemeester van Stadskanaal respectievelijk Opper-Tabakslobbyist bij Public Affairsbureau Hillen en Knowlton, en een nieuwe ploeg kopstukken zoekt samenwerkingsverbanden en maatregelen die wel voldoende recht doen aan Visie A.
Kamp A haalt dan opgelucht adem, de krimpende groep aanhangers van Visie B verhardt in zijn standpunten, vecht zich af en toe knap terug, maar verliest uiteindelijk het pleit.

Dit Kamp B-kabinet maakt weliswaar veel kapot dat me lief is, maar als ik het goed zie gaat het om de laatste stuiptrekkingen van een visie die zijn beste tijd heeft gehad. Dat is dan wel weer een bemoedigende gedachte.

Jan Paul van Soest

Stuiptrekkingen van een onhoudbare visie verscheen als column in Energiegids.nl, november 2011.
Zie ook Gemeynt-blog: 

dinsdag 11 oktober 2011

Wind in een glas water

Gezegend is het land dat het zich kan veroorloven kostbare tijd van een Ombudsman, ambtenaren en experts in te zetten voor terechte maar onbelangrijke kwesties. In augustus deed de Nationale Ombudsman uitspraak over een klacht dat de website van AgentschapNL over windenergie, www.windenergie.nl, onvolledige informatie zou geven, waardoor een te rooskleurig beeld over wind zou ontstaan. De Ombudsman stelde de klager in het gelijk, waardoor in de zomer zowaar een klein stormpje in een glas water ontstond. 
De twee belangrijkste geschilpunten zijn deze.
Ten eerste: moeten conventionele centrales meer bijregelen als er meer wind op het net komt? Daardoor worden conventionele centrales namelijk minder efficiënt, en boekt wind minder CO2-winst dan je op het eerste gezicht zou verwachten. Het antwoord is: ja, dat is het geval, maar aanvankelijk stond er ‘nee’ op de gewraakte website. Dat is nu gecorrigeerd: door efficiencyverliezen bij extra op- en afregelen bespaart wind 7-9% minder CO2 dan zonder die efficiencyverliezen. De conclusie blijft ongewijzigd: “Inpassen van windenergie leidt dus tot een significant lagere uitstoot van CO2. Daarmee is windenergie een van de schoonste vormen van energieopwekking.”
Is dat van belang? Technisch-economisch wel, het is goed om te weten dat wind iets minder CO2 bespaart dan op het eerste gezicht lijkt Beleidsmatig is dat niet echt relevant. Klager, Ombudsman en AgentschapNL vermelden namelijk niet dat elektriciteitsopwekking onder het emissiehandel-CO2-plafond valt. Alleen dat plafond en niets anders bepaalt hoeveel CO2 stroomopwekking geeft. Daarnaast is er een elektriciteitsmarkt, waar private bedrijven beslissen welke opties, waaronder wind, ze inzetten om geld te verdienen op de stroommarkt. Daarbij houden ze rekening met fluctuerende CO2-prijzen, en met het feit dat sommige opties voor opwekking zoals zon en wind de natuur volgen en niet op afroep beschikbaar zijn. Dat laatste zijn ze gewend: een wisselende vraag naar elektriciteit door afnemers komt voor de energiebedrijven op het zelfde neer als een wisselend aanbod uit duurzame bronnen. Zo optimaliseren de bedrijven hun portfolio op basis van onder meer de (verwachte) elektriciteitsvraag, vraagpatronen, kosten van opties afzonderlijk én in combinatie met elkaar, aanbodpatronen van zon en wind, CO2-prijzen, etcetera. Met die vragen hoeft de overheid zich verder niet bezig te houden. Zelfs de vraag ‘bespaart wind CO2?’ is voor de overheid niet meer interessant: dat zoeken de elektriciteitsbedrijven op de markten voor stroom en CO2 maar lekker zelf uit.
Tweede discussiepunt: hoeveel megawatt windenergie kan probleemloos, zonder aanvullende maatregelen als energieopslag, in het Nederlandse elektriciteitsnet worden ingepast? Diverse studies, o.a. van Kema, becijferen zo’n 12.000 MW, en die werden op de website vermeld. Maar er zijn ook studies die vinden dat bij 6500 MW de grens ligt, en die werden niet vermeld. Dat moet wel, volgens de Ombudsman. Ook hier weer: op zichzelf terecht. En ook weer: niet erg relevant. We hebben nu zo’n 2200 MW in Nederland, en de grenzen van de inpasbaarheid zijn hoe dan ook nog lang niet in zicht. Ook hier geldt: inpassing wind is geen probleem van de overheid, maar van de bedrijven die op de elektriciteitsmarkt actief zijn. Zij regelen hun centrales wel bij, zij maken wel contracten met afnemers over verschuiving van de vraag in de tijd, zij besluiten wel tot eventuele energieopslag als andere, goedkopere maatregelen uitgeput zijn.
Wat zijn de conclusies? Ja, dat de gewraakte website bredere informatie had moeten geven dan ze deed. So far so good, maar belangrijker is wellicht dat de systemen elektriciteitsmarkt en CO2-markt zo ingewikkeld zijn geworden dat ze niet goed meer zijn te doorzien, en dat daarmee onduidelijk is geworden welke rollen overheden, marktpartijen en anderen hebben in die complexiteit.  
Ik denk dat ik daarover maar eens een klacht bij de Ombudsman ga deponeren.

(Column Energiegids.nl, oktober 2011)

zondag 9 oktober 2011

De hand van het klimaat in het weer

Een droog voorjaar en een natte zomer in Nederland, gevolgd door zomerse warmte eind september, begin oktober. Ongekende droogte in Texas. Vroege sneeuw.  

Bij ieder weersextreem komt de discussie, zowel binnen als buiten de wetenschap: hangt dit extreme weer nu wel of niet samen met klimaatverandering?
Wetenschappers reageren genuanceerd: een incident is moeilijk één op één oorzakelijk met opwarming van de aarde te verbinden. Toch zijn er verbanden. Meteoroloog, wiskundige en filosoof Remko Kampen, laat zijn licht schijnen over de complexe relaties tussen weer en klimaat. Er zijn twee manieren om daar naar te kijken: door de bril van fysisch-meteorologische oorzaken en gevolgen, en door de bril van de statistiek. Beide geven aanwijzingen dat klimaatverandering de hand begint te krijgen in het weer. - JPvS



Sommige (weers-)verschijnselen kunnen pas optreden op voorwaarde van een voordien opgetreden klimaatverandering, terwijl andere zonder klimaatverandering zo onwaarschijnlijk zouden zijn dat hun optreden op een waarschijnlijke eerdere klimaatverandering wijst.

Door Remko Kampen

Op 2 februari 1991 werd IJsland getroffen door een hoogst bijzondere storm. 

2-3 februari 1991: Stormdepressie boven IJsland,
destijds Greenhouse Storm gedoopt; terecht?
Het kan in het Noord-Atlantische gebied geweldig spoken, vooral in het winterhalfjaar als vaak de ene stormdepressie de andere volgt. Zij genereren elk jaar een half tot heel dozijn dagen waarop de windkracht in de omgeving van IJsland zware storm, windkracht 10, tot orkaan, windkracht 12 bereikt, overeenkomend met gemiddelde windsnelheden van 100 tot 120 km/h over minimaal tien minuten. Een heel enkele keer loopt de windsnelheid op tot 150, 160 km/h. Op de Saffir-Simpsonschaal voor de indeling van tropische orkanen naar windsnelheid kunnen de Atlantische stormdepressies dus een categorie 1, soms 2 halen; ze doen dat wel over een veel groter gebied dan zo’n tropisch systeem (http://www.hurricanezone.net/articles/saffirsimpsonscale.html).
De Greenhouse Storm, zoals de orkaan die IJsland op 2 februari 1991 trof gedoopt is, leverde op IJsland een zelfs daar ongekende tempeest af. Op de eilanden vlak voor de zuidkust werden tienminutengemiddelden van meer dan 200 km/h gemeten: er stond even een orkaan van nipt Categorie 4. Beelden uit Reykjavik, waar een geparkeerde auto werd opgetild en tot drie hoog tegen de woningen stuiterend de straat uitwoei, haalden het achtuurjournaal.
De depressie die deze orkaan veroorzaakte was een ‘gewone’ Atlantische stormdepressie, ontstaan uit een gewone koufrontgolf en evoluerend volgens het voor dit type frontale depressie gewone schema. Exceptioneel waren echter de extreem snelle ontwikkeling en de resulterende zeer diepe en uiterst compacte depressie. Wat voor een normale depressie twee of drie etmalen in beslag neemt, presteerde de Greenhouse Storm in minder dan één etmaal. In ruim een halve dag zakte de kerndruk van 990 naar 935 hPa. En rond middernacht was het systeem bij Noordoost-Groenland alweer bijna van de weerkaart verdwenen.

Een freak
Bij media noch publiek is die benaming ‘Greenhouse Storm’ bekend geworden; slechts de meteorologen van het zeer technische artikeltje met die titel schenen de term te bezigen, en slechts een enkeling nam hem over. Is dat terecht? Of moet deze storm in verband met AGW veel meer onder de aandacht worden gebracht?
Na, of zo’n beetje vanaf 1991 heeft de opwarming zoals bekend met kracht doorgezet, zowel wereldgemiddeld als op veruit de meeste plaatsen in de wereld. De voorbije twee decennia zijn de warmste in eeuwen, wellicht millennia geweest. Vele buitengewone weersverschijnselen hebben zich sindsdien voorgedaan en wellicht kon een deel daarvan slechts dankzij de opwarming optreden. Maar een herhaling van de Greenhouse Storm heeft zich niet voorgedaan; er is in het Noord-Atlantisch gebied noch voordien, noch sindsdien zo’n uitzonderlijke ontwikkeling waargenomen. Het blijft een uniek geval. Een freak. Maar dan heeft dit geval een onjuiste naam gekregen. Het had niets met AGW te maken.

Op 3 maart 2005 bezetten in Nederland jaren van na 1987 het top dozijn warmste sinds 1901: de opwarming gaat in ons land nog wat sneller dan wereldgemiddelde. Maar die middag en avond van 2005 leverde een stagnerend front aan een dosis poollucht over het Noordzeegebied een decimeter tot een voet sneeuw af in heel het land behalve het zuidoosten. In de loop van de avond klaarde het scherp op en in de uren daarna trok, op 1 tot 5 km hoogte in de bovenlucht, een klein gebied met buitengewoon koude lucht van oost naar west over de noordelijke helft van het land. Juist trok ook de hogedruk-as over: het was windstil in het land. In de kraakheldere Arctische lucht sneuvelden in bijna het hele land de kouderecords voor de lentemaand op legendarische wijze: Marknesse -20.7° C. Alleen in Maastricht, waar helemaal geen sneeuw lag, bleef het bij min zeven.
Het is duidelijk dat ook hier geen zinnig verband met AGW gesticht kan worden. Ook dit was welhaast een ‘freak’, namelijk een uitzonderlijk samenspel van dynamische factoren waardoor records sneuvelden, in dit geval bovendien kouderecords. AGW maakt wel dat kouderecords zeldzaam zijn geworden, veel zeldzamer dan statistieken doen verwachten.

Symptoom van klimaatverandering
Het klimaat betreft een maat over gemiddeld weer gedurende een minstens zo lange tijdsperiode dat ‘freaks’ alvast geen invloed meer op die maat hebben. Het voorschrift klinkt ook vaak omgekeerd: een incident kan je niet in verband met een klimaatverandering brengen. Of: “weather is not climate”. Is dat terecht? Nee, niet altijd. Er zijn verschijnselen denkbaar, en enkele reeds waarneembaar, die zonder voorafgaande klimaatverandering niet mogelijk waren geweest. Verschijnselen die dus een serieus te nemen symptoom van een klimaatverandering vormen. De duidelijkste categorie incidenten is die welke niet hadden kunnen optreden zonder het voorafgaande beslissende omwentelen van een evenwicht, of de overschrijding van een bepaalde drempelwaarde.

Arctisch zee-ijs
Het meest in het oog springende voorbeeld is het vergaan van het Arctische zee-ijs. Tijdens een normaal septemberminimum bedekt, of bedekte, dit ijs altijd driekwart tot 80 % van het oppervlak van de Arctische zeeën. In de nazomer van 2007 vond op tien dagen tijd echter een enorme smelt van het ijs plaats, na reeds een buitengewoon verval eerder in de zomer; waarop wat restte veel minder dan de helft van Arctische zee bedekte: een volledig ongekend fenomeen.
Nu was de zomer van 2007 in de Arctische streken uitzonderlijk: lange perioden van zonneschijn in die streek waar gewoonlijk laaghangende bewolking de instraling beperkt, gecombineerd met een voortdurende aanvoer van warme continentale lucht uit Midden- en Oost-Siberië, een wind die tevens het drijfijs wat opstapelde aan de Canadese kant. Maar uniek was dit seizoen niet: zulke circulatiepatronen zijn er vaker geweest, zonder dat dit leidde tot een zo buitengewone ijs-afname, zelfs zonder dat dit leidde tot bevaarbaarheid van zowel de Noordwest- als de Noordoost-Passage.
De gebeurtenis van 2007 kan alleen verklaard worden uit een voorafgaande opwarming, die geleidelijk de gemiddelde zee-ijsdikte heeft doen afnemen. Daar is een drempelwaarde bij betrokken: als het zee-ijs over een groot oppervlak minder dan ongeveer een halve meter dik is, breekt het door wind, stromingen en golfslag op. De zon heeft dan vrij spel in het open water tussen de schotsen en het water zelf grijpt over een groter oppervlak op dat ijs aan en versnelt het smelten. Wie in de herfsten van 2005 en 2006 het Arctische zee-ijs volgde, zag de eerste tekenen van dit verval reeds – en dat in zomers die níet uitzonderlijk waren. Aan de Siberische kant vielen toen reeds ongekend grote gaten, die er vaak in luttele dagen ontstonden, ten bewijze van het feit dat het ijs over grote oppervlakken erg dun was geworden. Wie toen goed oplette kon een seizoen als dat van 2007 zien aankomen.

Hoewel het ijsoppervlak na het debacle van 2007 weer de schijn van enig herstel doormaakte, zijn het ijsvolume en samenhangend daarmee de gemiddelde dikte sindsdien continu verder afgenomen. De passages om de noord gaan in het smeltseizoen thans gewoonlijk open in plaats van nooit of bij hoge uitzondering. Een zo uitzonderlijke zomer als 2007 is er niet meer voorgekomen, maar een dergelijke zomer zou thans vrijwel al het Arctische zee-ijs kunnen wegvagen. Dit jaar bestonden in de eerste zomerhelft condities die met de Arctische zomer van 2007 vergeleken kunnen worden, terwijl de tweede helft van de zomer normaal genoemd kan worden. Toch evenaarde de ijsafslag dit jaar in alle opzichten die van 2007, op één na: de gemiddelde dikte is zelfs veel kleiner dan die in 2007.

Toevalsreeksen
Een tweede categorie incidenten die wellicht in verband met een klimaatverandering kan worden gebracht heeft, toch, een statistischer natuur. Klimaatreeksen, zoals die van de gemiddelde maandelijkse temperatuur in een plaats of gebied, zijn vrijwel volmaakte toevalsreeksen. Begrippen als gemiddelde, variantie en standaarddeviatie (sd) hebben daarbij grote betekenis. Dat betekent dat ook vuistregels als “ruim twee derde van alle waarnemingen valt binnen één sd van het gemiddelde, 95% van alle waarnemingen vallen binnen twee sd’s, 99.7% binnen 3 sd’s” zin hebben. Een maand die minstens drie standaarddeviaties afwijkt van het gemiddelde heeft ruw geschat elk jaar zo’n drie promille kans van optreden. En twee maanden achter elkaar met zo’n afwijking verwacht je grofweg maar eens in de honderdduizend maanden, ofwel zo’n 9300 jaar. Dat maakt bijna niemand ooit mee. Hetzelfde geldt voor één maand die vier sd’s of meer afwijkt.
Wanneer er echter een trend in de klimaatreeks is ontstaan, een trend die bijvoorbeeld elk jaar 0.02° C optelt bij de maandgemiddelden zodat na vijftig jaar een graad ‘gewonnen’ is, en als deze graad ook de orde van grootte van de maandelijkse standaarddeviatie is, dan veranderen de kansverhoudingen radicaal. Gebeurtenissen die anders slechts eens per tienduizend jaar gebeurden, veritabele incidenten dus, komen dan reeds elke eeuw voor, misschien al elk mensenleven. Gebeurtenissen die anders maar eens in een mensenleven voorkomen en in de klimatologie ook als ‘incident’ worden verstaan, treden dan al elke drie jaar op – en mogen dus al ‘normaal’ genoemd worden.

Wanneer mag je deze redenering omkeren? Zijn er incidenten denkbaar die het bestaan van een voorafgaande klimaatverandering aannemelijk maken? Extreem scenario: stel, in de zomer van 2012 wordt het landelijke hitterecord, 38.6° C, op vijf dagen overschreden, waarvan er twee ruim 41° C bereiken. Dit gebeurt in een periode van vijf weken waarin het elke dag meer dan 30 graden wordt, waaronder acht dagen op rij meer dan 33° C. Er valt al die tijd geen spat regen en het voorjaar was ook al droog en warm. Maandgemiddelden lopen tot meer dan twee sd’s verschil met het klimaat op, de maand augustus zelfs meer dan vier. We zijn niet onbekend met hittegolven, maar is dit niet wat je noemt ‘over the top’?
Mijn stelling is dat je moet concluderen dat zo’n hittegolf op een klimaatverandering wijst. Een incident die geen toeval meer is. En dus wijst dit ook op de mogelijkheid van een herhaling, misschien zelfs gauw, wie weet volgend jaar al.
Met een kleine aanpassing van de cijfers naar het Nederlandse klimaat is bovenbeschreven omschrijving precies van toepassing op de zomer van Moskou, de realiteit van vorig jaar, 2010.

Het incident staat niet op zichzelf. In de wetenschappelijke literatuur worden beide benaderingen beoefend: die van de fysisch-meteorologische causaliteit, met als conclusie dat er géén oorzakelijk verband is (http://www.esrl.noaa.gov/psd/people/tao.zhang/2010GL046582.pdf), en de statistische benadering  (http://www.sciencemag.org/content/332/6026/220.full), met als conclusie dat de waarschijnlijkheid van mega-hittegolven toeneemt.
In Nederland zijn we tegenwoordig evenmin onbekend met dit soort onwaarschijnlijke gebeurtenissen. De gevolgen waren lang niet zo dramatisch: ons waterlandje buffert tegen droogten en veel mensen vinden warmte in ons land aangenaam. Maar de statistieken zijn duidelijk: http://www.knmi.nl/klimatologie/maand_en_seizoensoverzichten/maand/jul06.html
Conclusie: Dit zijn géén freaks. En om dit feit als het ware te onderstrepen versloeg qua temperatuur april 2011 nog die van 2007. Werd het voorjaar van 2011 recorddroog, maar de zomer juist recordnat, wat ons nog eens doet denken aan die andere AGW-voorspelling: langere, intensere droogteperioden – maar áls het regent (of sneeuwt) doet het dat zoveel te harder. En die meer-dan-extreme Russische hitte van 2010 is dit jaar herhaald in Texas, waar de gemiddelde zomer- en augustustemperatuur ruim een standaard-deviatie boven het oude record uitkwamen.

Dan is er het tornadoseizoen in de Verenigde Staten van dit jaar geweest. Er was afgelopen decennia al een stijgende trend van zo’n 50% in het aantal tornado’s in de VS te bespeuren. Maar dit jaar was dat aantal gelijk aan driemaal het oude record van 1974! http://tamino.wordpress.com/2011/05/25/year-of-the-twister/
Het lijkt een freak, net als die ene tornado in 1925 die bijna 700 slachtoffers maakte. Maar toch rijst de vraag of het mogelijk is dat een betrekkelijk kleine klimaatopwarming bepaalde extremen misschien ‘niet-lineair’ extremer maakt. Misschien is tornadoformatie erg ‘klimaatsensitief’, net zoals bepaalde eigenschappen van neerslag. In feite weten we het antwoord op deze vraag pas als er binnenkort opnieuw een Amerikaans voorjaar optreedt dat er heel veel beter mee vergelijkbaar is dan dat van 1974.


zondag 4 september 2011

Klompen in de machinerie

Over klimaatscepsis en hindermacht

Het essay Klompen in de Machinerie gaat op zoek naar de vraag hoe gevestigde belangen veranderingen naar een meer duurzame energiehuishouding belemmeren. Het essay, geschreven op verzoek van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, werd 30 augustus gepubliceerd, en is hier te downloaden. Hieronder het voorwoord. 

Het beeld is misschien verrassend, wellicht zelfs schokkend. Lobby 1.0 – op herkenbare wijze specifieke belangen behartigen – is sluipenderwijs vervangen door lobby 2.0: private belangen beïnvloeden in toenemende mate het publieke denken. Opvattingen over klimaat en energietransitie die bestaande belangen goed uitkomen worden gemeengoed, waarheidsvinding delft het onderspit. Of zoals hoogleraar Jan Rotmans, transitiemanagement Erasmusuniversiteit, het kernachtig in een tweet uitdrukte: “Op het slagveld van een transitie sneuvelt de waarheid als eerste. Macht prevaleert boven waarheid.”

Hans Achterhuis - De utopie
van de vrije markt, verplicht
 leesvoer om klimaatscepsis en
 hindermacht te kunnen duiden. 

Niet alleen private belangen zijn de drijvende krachten hierachter, de utopische varianten van het vrijemarktdenken, zoals beschreven door Hans Achterhuis in zijn prijswinnende boek ‘De Utopie van de Vrije Markt’, zijn dat eveneens, misschien zelfs nog wel meer dan belangen sec. De combinatie van een neoliberale utopie en private belangen zetten zo de toon in het politieke en publieke discours, waaruit dan ook nog amper maatregelen voortkomen die een transitie naar een duurzame energiehuishouding bevorderen.

Een klimaatontkennings- en anti-transitiecocktail die oorspronkelijk vooral gemixt is in de Verenigde Staten, naar receptuur van de tabakslobby, vindt zijn weg langzamerhand ook in West-Europa, en belandt in een gespreid bed van de postmodernistische cultuur. Daarin zijn meningen minstens zo belangrijk als feiten, en zijn alle autoriteiten, de wetenschap incluis, van hun voetstuk gevallen. Daarin hebben de klassieke media geen geld en tijd meer om aan waarheidsvinding te doen, maar zijn ze al blij als ze hoor en wederhoor kunnen toepassen. Of ‘hoor’ de waarheid is en ‘wederhoor’ aperte onzin kan echter niet meer worden nagegaan. Al te kritisch wordt het sowieso niet: journalistiek en macht zijn, zo analyseert Joris Luyendijk, van elkaar afhankelijk geworden. En tenslotte is de invloed sterk gegroeid van de nieuwe media, waar inmiddels geen enkele controle op de juistheid van de inhoud meer plaatsvindt.

Nederland lijkt vooralsnog gevoeliger voor deze ontwikkelingen te zijn dan menig omringend land, en koerst af op een discours dat in de VS inmiddels als ‘fact free politics’ wordt aangeduid. In de afgelopen 10, 20 jaar heeft Nederland zich, meer dan ons omringende landen, afgekeerd van het Rijnlandse model en het Angelsaksische model en neoliberaal denken omarmd.

U, lezer van dit essay, verbaast zich al lezend wellicht even zeer als ik tijdens het schrijven. Is het beeld werkelijk zo onthutsend? Het zal toch niet zo zijn dat er een complot is? U voelt zich wellicht direct aangesproken of zelfs aangevallen. Moet iedereen die twijfelt aan oorzaak en ernst van klimaatverandering in één hoek worden gezet met lobbyisten en de extreme Tea Party-beweging?
Laat ik op voorhand op dergelijke vragen antwoord proberen te geven.
Ja, het beeld is tamelijk onthutsend. Maar nee: er is geen sprake van een complot.
Wat onthutst is het besef dat zich geleidelijk een ontwikkeling heeft voltrokken die we jarenlang niet hebben onderkend: de omvorming van ons collectieve gedachtegoed naar een zienswijze (frame) dat bestaande belangen goed uitkomt en dat verduurzaming belemmert, onder invloed van bewuste campagnes van private belangen en de onbewuste, sluipende verandering van het idee van marktwerking als efficiënt middel in een ideologisch doel dat de middelen heiligt. Per definitie is er geen sprake van een complot: we waren er allen bij, keken ernaar en gingen er in mee. Dat geldt voor mij als schrijver van dit stuk net zozeer als voor u als lezer.

Ik probeer niemand aan te vallen, en veroordeel niemand. Natuurlijk mag eenieder op basis van een eigen oordeel en afweging tot de conclusie te komen dat de klimaatproblematiek niet erg klemmend is. Natuurlijk mag uw conclusie zijn dat de kosten voor mitigatie niet opwegen tegen de baten, of dat Nederland er beter aan doet in te zetten op fossiele en kernenergie in plaats van op besparing en hernieuwbare bronnen. Dat alles is volledig legitiem, en sterker nog: dit debat is ten onrechte uitgebleven, alsof de bevindingen van het IPCC automatisch de weg naar klimaatbeleid zouden wijzen. Dat is niet zo: tussen IPCC en beleid zitten nog tal van maatschappelijke en politieke vragen die een grondige discussie en afweging verdienen.
Geen aanval dus, en geen oordeel. Wel een analyse waarmee ik hoop tot denken aan te zetten over de vraag wat de basis van opvattingen over klimaatbeleid en energietransitie is. Kan het zijn dat door specifieke belangen gekleurde informatie over klimaat of duurzame energie toch een rol heeft gespeeld zonder dat u dat zelf in de gaten had? Kan het zijn dat de bril waarmee u naar de werkelijkheid kijkt onbewust de informatie die u las en geloofde heeft getint? Dat is bijna niet te vermijden - mij overkomt het uiteraard ook regelmatig. De opgave is bewust te zijn van de eigen bij- of verziendheid. Maar daar zit meteen de moeilijkheid: in het informatie- en desinformatiegeweld van de nieuwe media is het een schier onmogelijke opgave geworden nog te bepalen wat waarachtig en onbaatzuchtig is, en welke informatie juist een specifiek belang dient of eerder uit een gekleurde visie op de werkelijkheid voortkomt dan op die werkelijkheid zelf gebaseerd is.

De speurtocht die tot dit essay leidde begon eind november 2009 met wat ‘Climategate’ werd genoemd, waarin klimaatwetenschappers van blunders, fraude en manipulatie werden beticht.
Ik ben me stevig gaan verdiepen in eerst de argumenten van de klimaatsceptici en later vooral hun achtergronden, werkwijzen en overtuigingen. Ik sprak met sceptici, wetenschappers, en las eindeloos veel artikelen, rapporten, blogs en boeken, zowel van degenen die het idee van antropogene klimaatverandering ondersteunen, als van degenen die zich daar fel tegen verzetten. Het boek van en latere contacten met Naomi Oreskes, Merchants of Doubt, waren een eye-opener, evenals James Hoggan’s Climate cover-up, Chris Mooney’s Republican War on Science, George Lakoff’s Don’t think of an elephant, en niet in de laatste plaats Hans Achterhuis’ De Utopie van de Vrije Markt. Via eigen recherche kon ik begrijpen hoe ideeën uit marktutopistische denktanks en gevestigde belangen overwaaien naar Europa, en ook het West-Europese en Nederlandse discours en beleid beïnvloeden. 

Ik hoop dat het essay veel discussie oproept, niet alleen over klimaat en energietransitie, maar meer nog over belangen en waarheidsvinding. Want dat is mijn diepste overtuiging: als de erfenis van de verlichting in de vuilnisbak belandt en we maatschappelijke vraagstukken alleen met meningen en machtsposities denken op te lossen in plaats van op basis van kennis en wetenschap, dan liggen nieuwe donkere middeleeuwen in het verschiet. 


zondag 28 augustus 2011

Emissiehandel liever inruilen voor CO2-heffing


Begin jaren ’90 verscheen een flink aantal studies die het ‘optimale’ instrumentarium voor milieubeleid probeerden te bepalen. Uit al die rapporten werd wel duidelijk dat marktconforme instrumenten de toekomst zouden moeten hebben. Onduidelijk bleef welk van de twee typen instrumenten de voorkeur zou verdienen: verhandelbare emissierechten, of emissieheffingen. In beginsel zijn beide immers ongeveer even effectief, maar ze sluiten elkaar uit. Bij emissierechten wordt vooraf een quotum, oftewel een volume, vastgelegd: de economie mag niet meer dan x ton per jaar lozen. Voor dat volume worden rechten toegekend, en onder invloed van de vraag resulteert een prijs. Bij heffingen is het precies omgekeerd: vooraf wordt een prijs vastgelegd, en door die prijs verandert de uitstoot oftewel het volume.
Hoe komen we naar minder CO2?
Emissiehandel?
Of toch liever heffingen? 
In discussies met economen destijds had ik een meer intuïtieve dan volledig beargumenteerde voorkeur voor heffingen boven emissiehandel, voor de economen gold het omgekeerde. De economenredenen waren vooral: emissiehandel geeft echtere, betere marktwerking dan heffingen. Er zou immers kunnen worden gehandeld, wat bij heffingen onmogelijk is, en rechten zouden kunnen worden opgespaard tot gebruik in andere tijden, waardoor de CO2-reductie ook optimaal in de tijd zou plaatsvinden. Bovendien zou bij emissiehandel de invloed van de politiek geringer zijn: de overheid creëert eenmalig een markt door een plafond vast te stellen, en hoeft zich er daarna in wezen amper meer mee te bemoeien. Met zo’n systeem, zo luidde een ander argument, zouden de Amerikanen met hun afkeer van belastingen over de streep kunnen worden getrokken.

Op deze gronden werd in 2005 het Europese emissiehandelssysteem van kracht voor de grote industriële sectoren zoals elektriciteitsproductie, staal en chemie; de huishoudens en diverse MKB-sectoren kwamen niet onder het handelssysteem.

De ervaringen tot nu toe maken geven argumenten voor mijn eerdere vermoeden dat heffingen de voorkeur hebben boven emissiehandel.
Gebleken is dat het oorspronkelijke economenargument: de overheid creëert een CO2-markt die dan verder zijn gang kan gaan, geen opgeld doet. Het handelssysteem is een lappendeken van uitzonderingen, speciale regelingen, opt-ins, compensaties en zo meer, inclusief de mogelijkheid via het Clean Development Mechanism CDM reducties te kopen in landen die helemaal niet aan het systeem meedoen. Met als dieptepunt de Chinese fabriek die geld kon verdienen door CFK’s te blijven produceren om deze met CDM-geld vervolgens te kunnen vernietigen.
Door de lappendeken is de effectiviteit twijfelachtig. Een miniprijs van € 10 – 15/ton CO2 is geen prikkel voor wezenlijke verandering van het energiesysteem. De prijsfluctuaties zijn een lastige investeringsbasis.
Ander bezwaar: het systeem staat te ver weg van de dagelijkse werkelijkheid en denkwereld van burgers zowel als beleidsmakers. Het is toch niet aan gemotiveerde burgers en bedrijven uit te leggen dat het plaatsen van zonnecellen of het vervangen van gloeilampen door spaarlampen nul CO2-effect heeft, omdat bij emissiehandel de enige factor die bepalend is de hoogte van het emissieplafond is?
En de Amerikanen? Er is geen sprake van dat zij een absolute grens aan wat ze mogen uitstoten willen accepteren, en aan het ETS mee gaan doen.
Maar het belangrijkste punt is principieel van aard. Emissiehandel bevordert inderdaad dat wat de economen beloofden: oppotten van rechten, speculatie, windfall-profits, derivaat-achtige niet-transparante producten. Emissiehandel past inderdaad precies in het denkraam van de financiële markten en instituties. Inderdaad: markten die geen reële producten of diensten voortbrengen, maar slechts kunnen bestaan dankzij op holle verwachtingen gebaseerde windhandel (en de crisis veroorzaakten).  De grote zakenbanken hebben dan ook al bakken met geld aan emissiehandel verdiend. Alleen dat al ondermijnt de geloofwaardigheid van het instrument en daarmee van het hele klimaatbeleid.
Dat is precies de hoofdreden waarom heffingen de voorkeur verdienen. Het is ten principale niet juist onze global commons, onze gemeenschappelijke hulpbronnen, waaronder het holoceen-klimaat, onderwerp van neoliberale speculaties en fluctuaties te laten zijn. Het lijkt me een zegen als we na afloop van de volgende ETS-handelsronde het systeem kunnen vervangen door een rechttoe-rechtaan CO2-heffing.

Jan Paul van Soest



donderdag 28 juli 2011

Laat 'orakel' Lomborg eens naar de olie- en kolenlobby kijken

Als de milieubeweging en bedrijven die verdienen aan hernieuwbare energie, samen de duurzame passie preken, moet iedereen op zijn kippen passen. Dat vindt het Deense orakel Bjørn Lomborg (Opiniepagina, 21 juli). Maar zoals het een goed orakel betaamt laat zijn betoog de lezer in verwarring: welke van zijn vele beweringen zijn juist en waardevol, wat zijn halve waarheden of missers?

Het Deense milieuorakel
Bjorn Lomborg laat de lezer
- zoals een orakel betaamt -
in verwarring achter: wat is waar,
wat halfwaar, wat onjuist? 
Het klopt dat het persbericht waarmee het IPCC zijn speciale rapport over duurzame energie lanceerde, de lading niet dekt, zoals Lomborg stelde. Het persbericht belichtte vooral het meest optimistische van de 164 duurzame-energiescenario’s die het IPCC bestudeerde. Bovendien was het rapport nog niet beschikbaar toen het persbericht uitkwam. Spindoctoring! Een Greenpeaceactivist die aan het rapport meeschreef! Zo kauwt Lomborg eerdere op blogs geuite beschuldigingen na.
Timing noch inhoud van het persbericht blijkt beïnvloed door Greenpeace. Het is een standaard en door de IPCC-leden (landen) ondersteunde praktijk dat een persbericht uitgaat zodra de samenvatting voor beleidsmakers is goedgekeurd. Het persbericht is na een doorwaakte nacht gemaakt door de voorlichter van UNEP die op dat moment beschikbaar was. Deze verkoos een journalistieke boven een evenwichtige aanpak: liever een spraakmakend punt voorop dan al die saaie nuances. Procedureel correct, maar de leiding van het IPCC had dit onevenwichtige persbericht niet moeten laten passeren, al was het maar om critici niet zelf de rotte eieren aan te reiken om het IPCC mee te bekogelen.
En Greenpeace dan? De experts in werkgroepen zijn benoemd in lijn met de procedures waarop de Inter Academy Council in zijn evaluatie van het IPCC eind vorig jaar aandrong; ze vertegenwoordigen het hele spectrum aan visies. Zo is aan het duurzame-energierapport meegeschreven door een expert die bij Greenpeace werkt – waarover Lomborg zich selectief opwindt – maar ook door experts op de loonlijsten van het Franse energiebedrijf EDF en een Jamaicaanse olieonderneming.
Lomborg heeft ook problemen met de lobbycoalitie van milieuorganisaties en belanghebbende bedrijven. Sectoren die geld verdienen met fossiele brandstoffen, lobbyen al zo lang als deze als energiebron worden gebruikt. Waarom zouden de nieuwe duurzame-energiebelangen zich dan van advertenties of pleitnota’s moeten onthouden?
Terwijl de lobby van de duurzame sector op gang begint te komen, is de lobby van de partijen die zich door klimaatbeleid geschaad weten, vele malen krachtiger. In de VS, Canada en Australië is, naar receptuur van de tabakslobby, in de afgelopen tien jaar een paralleluniversum gecreëerd dat de klimaatwetenschap zelf beoogt te ondermijnen. Analyses van hoogleraren als Riley Dunlap en Naomi Oreskes (Merchants of Doubt) laten zien hoe private belangen in de olie- en kolenindustrie een netwerk van instituten hebben gefinancierd om alles wat naar overheidsinterventies riekt tegen te houden. Tientallen als wetenschappers vermomde vrijemarktideologen, verbonden aan een reeks van ‘denktanks’, leveren een permanente stroom rapporten en artikelen die het beeld oproepen dat de wetenschap nog allesbehalve eenduidig is, dat de oorzaak van klimaatverandering toch de zon is, of vulkanen, of dat er überhaupt geen opwarming is. Via talloze blogs en websites echoën de rapporten en artikelen eindeloos op het internet. Invloedrijke media van onder meer Rupert Murdoch, zoals Fox News, vergroten de berichten van de blogs vervolgens weer uit in de reguliere media.
Het blijft niet bij desinformatie. Hoogleraar aardwetenschappen Raymond Bradley beschrijft hoe klimaatwetenschappers systematisch door invloedrijke Republikeinen worden geïntimideerd. Hun argumenten zijn rechtstreeks van de ‘denktanks’ overgenomen. Onderdeel van de strategie is wetenschappers steeds als ‘alarmisten’ te betitelen, en ze te beschuldigen van fraude en manipulatie, of (zoals Lomborg doet) ze beschrijven als willige werktuigen in handen van de milieubeweging. In deze Republican War on Science – de term is van Chris Mooney – is niet wetenschap of waarheidsvinding het doel, maar het beïnvloeden van de publieke en politieke opinies.
En dat lukt. In de VS halveerde in de afgelopen tien jaar het aantal mensen dat de klimaatwetenschap vertrouwt. De desinformatiestroom vindt een willig oor in het postmodernisme, waarin meningen minstens zo belangrijk zijn als feiten, en in een politiek bedrijf dat zich in toenemende mate als anti-wetenschappelijk discours ontwikkelt.
In de VS is het lobbygeweld van de fossiele brandstoffenindustrie het stadium van eerlijk opkomen voor legitieme belangen allang gepasseerd. In plaats daarvan wordt een slag om het wereldbeeld uitgevochten, met alle beschikbare middelen, desnoods ondermijning van de wetenschap zelf die deze industrietakken groot hielp maken.
Lomborg valt over de oproep op affiches om op een klimaatconferentie tot een akkoord te komen, omdat een windmolenfabrikant de affiches sponsorde. Maar die lobby verhoudt zich tot de Big Oil-lobby als Sesamstraat totApocalypse Now. Het is een gotspe de duurzame energie-industrie te verwijten op te komen voor eigenbelang. Door dat te doen toont het Deense orakel zich uiteindelijk vooral een valse profeet.
(Verschenen in NRC_Handelsblad, 28 juli 2011, naar aanleiding van Bjorn Lomborg's artikel De Vrome Preken van de Duurzaamheidsdominee, NRC 21 juli, abonneesite: http://digitaleeditie.nrc.nl/digitaleeditie/NH/2011/6/20110721___/1_14/index.html#page15 ). Zijn oorspronkelijke Engelstalige artikel verscheen in een aantal media, o.a. http://www.chinadaily.com.cn/opinion/project/2011-07/21/content_12952118.htm. )

vrijdag 15 juli 2011

De economie van het nabuurschap

Het was een opmerkelijke avond, op een ietwat steriel bedrijventerrein bij Ypenburg, of all places. Inleider was professor Bart Nooteboom, (emeritus) hoogleraar Innovatiewetenschappen Universiteit Tilburg, en deelnemers waren vertegenwoordigers van koploperbedrijven uit kringen van De Groene Zaak en Kennisnetwerk Duurzame Productketens. Het thema: innovatie en vertrouwen.
Er waren eigenlijk wel veel dingen opmerkelijk, die avond. Alleen al het punt dat een econoom via inzichten in hoe innovatie werkt terechtkomt bij vertrouwen als cruciale factor.
Prof. Bart Nooteboom:
Vertrouwen en
samenwerking basis
voor innovatie
Daarnaast opmerkelijk: de wijze waarop innovatie zich tegenwoordig ontwikkelt. Naast de oude en vertrouwde technologische vernieuwingen, waarmee we bewust of onbewust het begrip innovatie nogal eens associëren, is een hele serie organisatorische, op samenwerking gebaseerde innovaties aan het ontstaan. Voorbeeld: Ahrend kantoorinrichting. Het idee van het oorspronkelijke product (een stoel, bureau, tafel) wordt losgelaten, en vervangen door functionele concepten, waarbij het gaat om de diensten (functies) van het product, niet meer om het product zelf: goed zitten, productief werken, welbevinden in een werkomgeving. In een zelfde richting ontwikkelen zich verschillende andere koploperbedrijven, van kilowatturenboeren (hebt u ooit een kilowattuur gezien? Nou dan, wat moet u met een kilowattuur?) tot leveranciers van energiediensten, van lampenfabrikanten tot tovenaars met licht, van wegenbouwers tot gebiedsinrichters. Opmerkelijk en interessant, dergelijke conceptuele innovaties.
Maar – en hier komen we terug bij de sleutelfactor vertrouwen – deze conceptuele innovaties vallen of staan bij samenwerking tussen verschillende partijen: bedrijven in de voortbrengingsketen, maar niet in de laatste plaats ook samenwerking tussen de aanbieder van het innovatieve concept en de klant. Dat ligt voor de hand. Hoe kun je nu een kantoor optimaal inrichten als je niet weet wie er werken, en wat hun behoeften en wensen zijn? Hoe kun je een gebouw ontwikkelen met minimale total cost of ownership (kosten over de hele gebruiksduur gerekend) als je geen idee hebt van het toekomstige gebruik en de eigenaardigheden van de gebruikers? Conceptuele innovaties leunen op samenwerking, en die lukt alleen maar als partijen elkaar vertrouwen.
Opnieuw een ‘maar’, en wel een opmerkelijke: doorgeschoten marktwerking ondermijnt de samenwerking, en ondergraaft het vertrouwen. De (Europese) aanbestedingsregels gaan uit van vergelijkbare producten, waaruit objectief en in anonimiteit worden gekozen. Er zijn zelfs aanbestedingsregels voor (omvangrijke) adviezen waarbij contact tussen opdrachtgever, de geadviseerde, en opdrachtnemer, de adviseur, niet is toegestaan. Hoe zonder wederzijds contact, verbinding en begrip een goed advies kan ontstaan is een raadsel.
Het huidige marktmodel bevordert kwantiteit en standaardproducten en –diensten boven kwaliteit en uniciteit. Bevordert meetbaarheid, procedures en key performance indicators boven samenwerking, al doende leren en creatief ontwikkelen. Daarmee is het huidige marktmodel fnuikend voor juist de conceptuele innovaties waarbij het gaat om uniciteit, die in de wisselwerking tussen producent en klant wordt gecreëerd.
Opmerkelijk was die avond dan ook de expliciete zorg over het platte marktmodel dat de afgelopen jaren is gaan domineren, dat de ziel uit ondernemingen zuigt. Opmerkelijk was ook de gedeelde behoefte aan een economie waarin verbinding, contact, samenwerking en vertrouwen wel tot hun recht komen, of de basis van economie en innovatie vormen.
De vergelijking tussen omgangsvormen in west- en oost-Nederland dringt zich op. In het westen is alles gehaaster, gejaagder, en vooral anoniemer en onpersoonlijker. Bij supermarkt, aannemer of installateur geldt al gauw: voor jou een ander, en we zien je waarschijnlijk toch niet meer terug. Hier in het oosten is nog sprake van nabuurschap, betrokkenheid, samenwerking en samenhang. Natuurlijk haal je een groot deel van je boodschappen in eigen dorp, ook al is dat wat duurder. Natuurlijk laat je die klus door de plaatselijke aannemer uitvoeren. En natuurlijk levert hij vakwerk af, en natuurlijk haalt hij je niet het vel over de oren – je ziet elkaar immers regelmatig weer.
De economie van het nabuurschap – dat is het soort economie die het doorgeschoten marktdenken zal moeten vervangen willen we weer kunnen groeien en bloeien, én innoveren.